287 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT eenkomst dacht op te lossen. Terwijl hij de geheele Artillerie met een 5 cM. kanon wilde bewapenen en met granaten van een gewicht van 2 K. G. wilde schieten, geloofde hij eenerzijds de beteekenis van eene waardevolle verschietende en krachtige Artillerie haar niet te bestrijden recht te mogen ontnemen, terwijl hij anderzijds met het kaliber en het projeetielgewicht van het voor schilden bestrijding bedoelde stuk niet afdaalde tot de onderste toe te laten grenzen. Alweer is het Fransche juistheid van denken, hetwelk evenals voor 15 jaren bij aanschaffing van het Fransche veldgeschut, ook nu weder niet terugschrikt voor de laatste consequenties van de gegeven beschou wingen en dat de invoering van een tot het bestrijden van schilden bij uitstek geschikt kleinkaliber kanon bespreekt. Onder anderen laat Generaal Langlois ter wille van eene nieuwe Artillerie taktiek aan de hand van een nieuw geschutmaterieel zijne gewichtige stem hooren. De gevolgtrekkingen uit de beschouwingen van den Franschon generaal zijn de volgende: „De granaatkartets geeft tegen vele doelen geheel en al geene uit werking. Tegen gedekte Artillerie, vooral in eene gedekte stelling, kan slechts in de diepte werkzaam granaatvuur worden afgeven." „Granaatvuur is echter slechts denkbaar bij zeer verkleind geschut- kaliber, overeenkomstig dat van de pompons". „De ervaringen uit den Boerenoorlog bevestigen de groote uitwer king daarvan. Alle veldslagen uit het verleden leeren, dat een dualisme van geschuttypen geene groote nadeelen ten gevolge heeft". „Op dit oogenblik is de innige verbinding van het grootkaliber geschut met het kleinkaliber kanon eene onvermijdelijke noodzakelijkheid ge worden. Dit kan bereikt worden door toevoeging van twee pompons bij iedere tegenwoordig bestaande batterij". „Het kaliber zal niet meer dan ongeveer 37 mM. bedragen; als springlading moet een sterk rookgevende, zeer explosieve springstof gebruikt worden. De schokbuis moet uiterst gevoelig, gemakkelijk en goedkoop ie vervaardigen zijn". „Geen al te groote toekomst kan verwacht worden van een klein kaliber kanon, dat aan alle eischen voldoet. Slechts in vereeniging met zulk een kanon kan het tegenwoordige kanon 75 der Infanterie een nooit falenden ruggesteun verleenen, de kracht, die tegen Artillerie- en Infanterievuur standhoudt en iedere hindernis zegevierend overwint" Wij zijn het, wat betreft het technische deel van het vraagstuk, vrijwel eens met den illusteren Franschen auteur. Alleen kunnen wij het door hem ingenomen tactische organisatie standpunt niet deelen. Langlois is in en met de Artillerie opgegroeid, met haar denken en voelen één geworden. Het is voor een elk begrijpelijk, dat hij de laatste zou zijn, die aan de gedachte voor eene andere opvatting lucht kon geven. Inderdaad gaat het er echter niet om de bijkomende belangen en teere punten van een enkel wapen te bewaken, maar om het geheel en in de eerste plaats vooral het hoofd wapen tot een succesvollen strijd, tot de zege voor te bereiden. v. D. Streffl. mil. Z. no. 7 09

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 303