w 4 Y e Osteomalacic bij de legerpaarden en W gebrek aan kalk in hun noedsel. 9, (VerDolg Dan blz. 1131—1910). Hiervoren wees ik er op, dat men heeft nagelaten tijdig in te grijpen en wel omdat blijkbaar geen gewicht werd ge hecht aan de conclusies van den heer Dekker en omdat het met de osteomalacie nog niet zoo heel erg was. Sedert is men met de inzichten een andere phase ingetre den en wel door de publiceering van een artikel van den Dirigeerenden paardenarts Van der Burg (Veeartsenijkundige Bladen 1910 afl. 4) getiteld: „De hoeveelheid kalk in het voedsel onzer legerpaarden." In dat artikel toch betoogt schrij ver dat de reeds meergenoemde conclusie van Dr. Dekker volstrekt niet volgt uit de door hem medegedeelde onder zoekingen. Aan een dergelijke uitspraak kan men actueel belang niet ontzeggen. Er waren menschen, die aan de kalktheorie geloofden om dat ze de zaak praktisch en theoretisch hadden nagegaan; er waren anderen, die er aan geloofden omdat ze het werk van Dr. Dekker hadden „gelezen"' en gaarne zijne conclusie overnamen ook zijn er die deze geheele geschiedenis de moeite niet waard vinden te bespreken. Het zij opgemerkt, dat de laatsten erg praktisch zijn, want zij hebben den een- voudigsten weg gekozen. Bij de twee laatste categorieën heeft de uitspraak van den heer Van der Burg eene besliste uitwerking gehad. Hij die nu nog over die kalkgeschiedenis zit te tobben hangt ver ouderde theorieën aan. Nonsens, die kalk! Op mij, als overtuigd voorstander van de kalktheorie, rust nu wel de verplichting eens na te gaan of de conclusie van den heer Van der Burg wel geheel en al juist is. Zooals ik hiervoren reeds opmerkte, toonde Dr. Dekker

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 30