298
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
Indische regeering in deze zaak niet zoo heel veel waarde moeten
hechten. De Minister zelf, of zijn Departement, heeft dat blijkbaar
ook gevoelt, want de Minister heeft kapitein Gooszen gezonden naar
vijf van de grootste geschutfabrieken. Hij is dus wel degelijk gegaan
buiten dat advies van de Indische regeering om, in de onderstelling,
dat ais de Indische regeering geheel op de hoogte was geweest'
haar advies anders zou hebben geluid dan het geluid heeft.
Ik moet hieraan nog iets toevoegen over de consideratie van aan
sluiting voor bergartillerie aan de constructie van het veldgeschut.
Laat ik dadelijk zeggen, dat ik het weinige dat ik daarover zal
opmerken, in het midden breng met de grootste bescheidenheid, want
ik kom hier min of meer op technisch terrein, en dat is het mijne niet.
Maar door de omstandigheden ben ik er wel toe gebracht, die zaken eenigs-
zins nader te bekijken, en ik meen daarom ook wel met alle be
scheidenheid even een paar puntjes te mogen aanstippen. Al is die aan
sluiting op zichzelf natuurlijk aanbevelenswaardig, het komt mij toch
voor, dat die bij het vraagstuk van de bergartillerie lang niet het voor
naamste punt is, waarop het aankomt. Bedrieg ik mij niet, dan treedt daar
bij in de eerste plaats op den voorgrond de quaestie van de verdeelbaar
heid van het kanon, d i. de vervoerbaarheid, de gemakkelijkheid en be
trouwbaarheid, waarmede men het stuk uiteen kan nemen, en de snelheid
waarmede men het weer ineen kan zetten voor het gebruik. Het spreekt
vanzelf dat dit een zaak is, waarmede men bij he t veldgeschut niets
te maken heeft. Wanneer men, zooals wij dat in deze discussie al zoo
dikwijls hebben gehoord, spreekt over aansluiting bij de constructie
van ons veldgeschut, dan denkt men natuurlijk dadelijk aan de wel
bekende wigsluiting, die in al deze quaestiën een groote rol speelt.
Ik wil graag gelooven, dat de wigsluiting iets vóór heeft, en dat het
vóór heeft dezelfde sluiting te hebben voor het bergkanon als voor
het veldgeschut, maar ik meen ook alweer, dat dit in deze nu niet
de quaestie is, die het meest op den voorgrond treedt; integendeel,
deze quaestie treedt eenigszins op den achtergrond. Want, Mijnheer
de Voorziiter, het bergkanon zal uitsluitend in Indië worden gebruikt.
Wij hebben hier geen bergen, wij hebben dus ook geen bergartillerie.
En er is bij het gebruik van de artillerie en de oefening van de
manschappen waarop men vooral het oog heeft bij de quaestie
van de wigsluiting een aanmerkelijk verschil, tusschen Nederland
en Indië, hierin bestaande, dat hier optreden, voor de artillerie,
miliciens met betrekkelijk korte oefening, die telkens wisselen, terwijl
in Indië daarentegen de artillerie bediend wordt door manschappen,
die onder een vrij langdurig, vrijwillig aangenomen militair verband
staan, die dus veel gemakkelijker kunnen geoefend worden in de
behandeling van verschillende constructiën van geschut.
Ik wil er op wijzen, dat de quaestie over wig- of schroefsluiting zich
in Indië voor de bergkanonnen op een andere wijze voordoet, dan zij
zich hier in Nederland zou voorooen, en dat het over het geheel zeer
licht mogelijk is, dat er vraagstukken zijn omtrent de constructie van
het bergkanon, waarbij de quaestie van aansluiting aan de constructie
van het veldgeschut op den achtergrond geraakt.
Wat is nu de uitkomst van de bemoeiingen van den kapitein Goos-