300 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT proeven wil nagaan of het inderdaad wel het beste is, dat op het oogenblik verkrijgbaar is. Begrijp ik nu de Memorie van Antwoord goed, dan is dat alles hier heel anders gegaan en worden de twee stukken geschut besteld en be taald door het Rijk en uitgezonden voor rekening van het Gouverne ment, terwijl men ter beoordeeling van de eigenlijke waarde van dit gesehut nog niets heeft gehad dan teekeningen en de berekeningen, dus niets dan papier. Als dit nu aldus geschiedt, in welke positie komt dan het Indische legerbestuur? Dan krijgt dit be-tuur niets anders te zien dan het ka- non-Gooszen, natuurlijk door den ontwerper vertoond, en is het te ver wachten, tenzij zeer in het oog loopende gebreken zich vertoonen, dat men allicht geneigd zal zijn, om in Indië te zeggen dit kanon is nog zoo kwaad niet, laat ons dit maar nemen. In alle gevallen zal er heel wat moeten gebeuren eer men het kanon, ontworpen door den kapitein Gooszen, afkeurt. Niet licht zal men zeggen wij hebben die twee ka nonnen nu hier, wij weten wel niet wat wij er ten slotte mede moeten doen, zij zijn reeds betaald door het Rijk, maar toch kunnen wij niet adviseeren om er de bergartillerie mede te verwapenen. Zoo iets is zeer onwaarschijnlijk. Men zal dan in Indië buiten de gelegenheid blijven om in vergelijking met die twee kanonnen die uitgezonden zijn, ook nog andere te beproeven en te zien of er niet wat beters te krijgen is. Men zal dus geen waarborg hebben, dat, indien inderdaad het Indische legerbestuur in staat ware gesteld om te zien wat het beste is op dit gebied, het toch deze kanonnen zou hebben gekozen. Als ik zoo aandring op dit denkbeeld om het Indisch legerbestuur in de gelegenheid te stellen om te zien of er nog niet iets beters verkrijg baar is dan het kanon Gooszen, dan is dit, omdat daarbij voorna melijk in aanmerking komen andere quaesties dan die in de Memorie van Antwoord worden ter sprake gebracht. Ik heb reeds gewezen op het groote belang van de verdeelbaarheid van het kanon het ineen zetten en uit elkander nemen ook wijs ik op het groote belang van de ballistische eigenschappen, van de stabiliteit en dergelijke zaken. Al deze dingen schijnen bij de consideratiën, die in de Memorie van Ant woord ontwikkeld worden, ten onrechte naar den achtergrond gescho ven te zijn. Het komt mij daarom voor, dat de methode, die ten deze door het Departement van Koloniën gevolgd is, niet goed is en dat het in het bij zonder voor de Kamer moeilijk zal zijn om zich bij die methode nu maar eenvoudig neder te leggen, vooral omdat nog bij de Kamer in onder zoek is het geheele vraagstuk van de levering van het geschut voor onze weermacht, zoowel in Indië als in Nederland. Ik wijs er nog op, dat hetgeen nu hier staat te gebeuren en ik doe dit in verband met den inhoud van het rapport der commissie over dat vraagstuk sterk afsteekt bij hetgeen de Departementen van Marine en van Oorlog doen. Dezer dagen nog is, zooals men weet, een veelzijdig samengestelde commissie in het leven geroepen om van advies te dienen bij de aan schaffing van het geschut, dat eventueel zal noodig wezen voor de kustverdediging, terwijl hier door het Departement van Koloniën alles overgelaten wordt aan het advies van één man die eigenlijk partij in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 316