Ouerzichf ucn eenige Tijdschriften. De Militaire Spectator 19il No. 1. De hoofdschotel in deze aflevering is het onderwerp „Kustverdediging." In de eerste plaats noemen wij het artikel van den Kap. der artillerie J. L. Rannefr, van wiens hand we in de vorige aflevering ook reeds eenige beschouwingen aantroffen. Werden daarbij slechts een paar punten van het O. v. W. inzake instelling van een fonds ter verbetering van de kustverdediging besproken, thans geelt S. ons, onder den titel „Herbewapening onzer kustfronten, 25 of 19 millioen een soort milioenenstudie dus zijn ideeën omtrent de wijze waarop Neerlands kust versterkt zou moeten worden. Nogmaals wordt daarbij met nadruk gewezen op de noodzakelijkheid, om op meerdere, met name genoemde punten, de kustbatterijen met kanonnen van 30.5 c. M. L. 50 te bewapenen. Naar schrijvers meening wordt op de door hem voorgestelde wijze geraamde kosten 19 millioen onze kust beter versterkt dan dit vol gens de bestaande plannen, die voor de eigenlijke versterkingen 25 millioen eischen, zou geschieden. Vermelding verdient nog dat S. zich niet kan vereenigen met de voorgenomen wijze van versterking van Vlissingen. Hij acht een paar eenvoudige betonbatterijen voor het beoogde doel voldoende. S. ziet geen enkele reden, waarom, uit een oogpunt van nationaal belang, de Wester-Schelde zoo krachtig moet worden versterkt. Het wil ons voorkomen, dat voor de taak welke, volgens de Nota betreftende de kustverdediging, welke nota we mede in deze aflevering aantreffen, de versterkingen van Vlissingen eventueel zullen hebben ie vervullen, de eenvoudige batterijen, zooals S. die wenscht, niet vol doende zullen zijn. We wijzen hier nog even op hetgeen de Kap. van den Gen. Staf Tonnet in zijn lezing te Breda (V. t. B. v. Krijgswetenschap 1906—1907 VII af 1. blz. 799 —800) over de versterking van Vlissingen zeide „Vlissingen en Zeebrugge, de voor groote schepen nog toegankelijke zeehavens, liggen onverdedigd, en zouden versterkt moeten worden al durf ik ook op militaire gronden de noodzakelijkheid dier versterking betwijfelen." "Vermoedelijk zal men speciaal wat Vlissingen betreft wel niet veel van de aanvankelijke voorstellen laten vallen. Onze nationale eer komt daarbij eenigszms in het spel. Een telegram in de couran ten bevestigde reeds dat vermoeden. Ook het artikel van Prof. J. de Louter in de Nieuwe Courant (zie Javabode van 22 Febr. j 1.) zal menigeen tot het inzicht brengen, dat een terugkrabbelen hier niet gewenscht is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 333