te worden aangemerkt als een groote roekeloosheid, die alleen
door de zwakke houding der tegenpartij geen ernstige gevol
gen had.
De groote waarde der versterkingskunst is gelegen in het
besparen van troepen, die slechts een vasthoudende bestem
ming hebben; juist toegepast, bevordert zij dus het offensief,
zij neutraliseert misslagen en beperkt de partieele voordeelen,
door den aanvaller behaald. De versterkingskunst is voor den
zwakkere, die een beslissing zoekt, dan ook het hulpmiddel
bij uitnemendheid.
Geniale veldheeren hebben het zonder haar weten te stellen
en hebben toch met een minderheid een overwinning behaald
van te voren mogen wij er echter niet op rekenen, dat de
genialiteit van onzen legeraanvoerder alle ongunstige facto
ren zal te niet doenmen moet rekenen met middelmatige
grootheden.
Wij zijn in de gelegenheid de versterkingskunst op ruime
schaal toe te passen, niet alleen in vredestijd door op kleine
schaal permanente werken aan te leggen, zooals geschied
is maar ook door bij het uitbreken van een oorlog tijdig
zulke werken in tijdelijken trant te doen verrijzen. Wij zijn
in dat opzicht in zeer gunstige omstandigheden, in vergelijking
met de BulgareD, die daarvoor niet den voldoenden tijd vonden.
Alleen waar de versterkingen den verdediger zouden bin
den, worden ze een gevaar; men moet ze tijdig weten los te
laten en de stelling slechts beschouwen als een hulpmiddel
zonder meer, niet als het doel der verdediging.
Hiervan geven de Bulgaren ons een schoon voorbeeld; de
onderbevelhebbers toonen zich te kunnen losmaken van de
stelling, als hun optreden daarbuiten noodig wordt.
Krachtige steunpunten zullen ons de gelegenheid geven, om,
zonder roekeloosheden te begaan, uit te breken; zij eischen
slechts weinig troepen 1 compagnie met eenige stukken per
1500 a 2000 M. en stellen toch in staat de loopgraven, die
daarvóór zijn aangelegd, te verlaten en plaatselijk alle krachten
aan te wenden tot het offensief, dat steeds op den voorgrond
moet staan.
Daarom is als eerste vereischte voor het bereiken van een
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
345
I. M. T. 1911. 23