De oefening der Compagnieën nan de
ueldbataljons.
Punt 34 van den leidraad voor opleiding en oefening der
infanterie bepaalt, dat als regel de compagnieën voor oefening
ter beschikking harer Commandanten dienen te blijven.
Daaruit volgt m. i. dat die commandanten dan ook als
regel voor de compagnie beschikbaar moeten zijn. En niet
alleen die commandanten, maar ook de overige officieren
der compagnie.
Hoe staat het nu in werkelijkheid met een en ander
Ik vrees niet voor tegenspraak, indien ik verklaar, dat
noch het een noch het ander het geval is.
In de eerste plaats worden de kapiteins en luitenants zeer
veel aan hun eigenlijken werkkring, aan hunne compagnieën,
onttrokken door garnizoens- en korpscommissiën.
Hoe groot het aantal dagen is, dat zij daardoor aan den troe-
pendienst onttrokken worden, ik kan het niet bij benadering
opgeven en het is trouwens ook afhankelijk van het garnizoen
en van velerlei omstandigheden. Maar, dat het een groot aantal
dagen is, een te groot aantal, dat zal een ieder me wel toegeven.
Wanneer zal aan dezen toestand, die ten nadeele moet zijn
van de oefening van den troep een einde worden gemaakt
Een middel daartoe is o. m. het in de formatie opnemen
bij de Korpsen van „officieren" voor speciale diensten, (b. v:
één kapitein en één luitenant per bataljon), waarvoor dan
in de eerste plaats waren aan te wijzentijdelijk ongeschik-
ten voor den velddienst, physiek minder geschikten e. d. g.
Zouden voorts de jaarlijksche magazijnsopnamen niet kun
nen worden afgeschaft, indien de onmiddellijke Chefs der
beheerders op ongeregelde tijdstippen gedeelten van de voor
raden inspecteerden en opnamen
Zouden dan ook de commissie's bij overgave van beheer
niet achterwege kunnen blijven?
Zeker, dat opnemen van officieren voor speciale diensten
in de formatie brengt uitgaven mee, maar men bedenke wel,