Het werkje is voor de verzorging en behandeling van onze honden van groote waarde, vooral waar we niet overal een vee arts bij de hand hebben om te raadplegen in ernstige gevallen. Ik heb met opzet een weinig uitvoerig bij den inhoud stilgestaan, om een beter overzicht te geven van wat. het werkje bevat. Onze lectuur is op dit gebied en voor de be handeling in warme klimaten niet zoo groot en ik weet bij •ervaring hoe moeilijk het is, achter het bestaan van zulke boekjes te komen. Zonder die is het een tasten in den blinde, nu eens van deze wat opvangen, dan weer van dien. tot men eindelijk den moed heeft opgegeven of na lang volhouden iets bij elkaar heeft, dat per slot van rekening al in een ■anderen vorm blijkt te bestaan. „Van welk nut kan ons de hond in Indië zijn?" Ziedaar een vraag, waarop al heel wat antwoorden gege ven zijn, echter niet, voor zoover ik weet, in ons Tijdschrift, dan alleen de vermelding van een proef in de 90" jaren bij Singkawang genomen en natuurlijk mislukt. Een oud kor poraal heb ik daar nog ontmoet, die bij die proef als dres- seerder was opgetreden. Ik wil het graag gelooven, dat er niets van is terecht gekomen. Voor de africhting in welke richting ook is in de eerste plaats goed onderlegd personeel noodig, personeel, dat de psychologie van den hond heeft be studeerd en meer heeft gepresteerd, dan het leeren van enke le kunstjes. Er behoort niet alleen een taai geduld toe, maar ■ook een goed humeur en vooral toewijding, niet voor de in •uitzicht gestelde premie, of om het bijzondere „baantje," maar echte liefde voor het vak. Die is maar zelden te verwach ten van een gegageerd militair, met 12 of meer dienstjaren achter den rug, zonder verversching van denkbeelden in de tropen doorgebracht. Daarvoor zijn speciale krachten noodig, liefst (om te be ginnen) zij 't ook één enkele ervaren dresseerder, teneinde de zaak op gang te brengen en door zijn werk een kern te krijgen van hulpafrichters. Het zou een bloot toeval zijn, zoo iemand in Indië zelf te kunnen vinden. Onder hen, die zich daarvoor zouden opge- •ven, kan hoogstens een zekere mate van dilettantisme ver- 374 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 392