De dan volgende regels wijzen weer op het noodlottige begrip der gevaren bij picraatvorming, dat toch reeds genoeg ontzenuwd is door de proeven van Dr. Kast en mij. S. somt dan eenige voordeelen van trotyl op, die picrinezuur ook bezit, en vraagt daarna: wat wil men nog meer? Hierop kan men antwoorden: „Men wil zooveel mogelijk uitwerking." Nimmer heeft de firma Krupp verklaard, dat picrinezuur niet op zijn plaats was, als springstof in St. granaten, en heeft ook blijkbaar nooit onderzocht, welke snelheid aan de scherven van een brisantgranaat wordt meegedeeld door trotyl en door picrinezuur, als men de scherfverdeeling gelijk houdt. Hare proeven in dergelijke gevallen beperken zich uitsluitend tot schQYfverdeeling en zijn dus geheel onvoldoende te achten, daar het juist op de scherf energie aankomt en deze is bij picrinezuur het dubbele van die bij trotyl. Daarna heeft de geachte schrijver het over de uitzending der 12000 K. G. springstof, waarbij trotyl uitgezonden werd zonder het Nederlandsch-Indische Gouvernement er in te kennen, en beweert dat daarvoor geen proeven noodzake lijk waren. Deze waren echter juist in dit geval bijzonder noodzakelijk, daar het hier een bestelling gold van zoo groot belang, en men dus natuurlijk niet zonder behoorlijke proe ven had mogen overgaan tot het verlaten van picrinezuur voor een minderwaardige springstof. Wat de kosten van deze proeven betreft, deze zouden in het niet zijn verzonken, bij de daardoor verkregen winst aan uitwerking van de te koopen projectielen. In zoó'n geval hakt men de knoop niet door, maar ontwart ze. De S. heeft zonder het te bedoelen aangetoond, hoe onverantwoordelijk de ongemotiveerde uitzending van trotyl uit Nederland moet worden geacht. Verder spreekt Kaptein de Boer over meliniet; dit is een mengsel van schietkatoen en picrinezuur, een mengsel dat reeds lang is veroordeeld als niet wel bruikbaar; en wat die meening van buitenlandsche officieren betreft, die den tijd niet verre achten, enz. waar de namen der zegslieden onbekend zijn, kan men die meening geen waarde toekennen. Dat dus die autoriteiten aan het Departement van Koloniën in het gelijk gesteld zijn, is minstens genomen onbewezen. 408 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 426