Wat hierna volgt zijn beweringen en veronderstellingen,
waarvoor niet het minste bewijs tot staving is aangehaald.
Over het ongeluk op de Jena gesproken, hiervoor zijn de
oorzaken reeds lang met zekerheid vastgesteld. Die oorzaak
was de zelfontbranding van het rookzwak kruit, poudre B.,
dat het ernevens opbewaarde salpeterkruit aanstak, en daar
dit laatste niet de mooie eigenschap heeft van rustig te kun
nen opbranden, explodeerde het, en veroorzaakte die omstan
digheden van druk en temperatuur, waaronder het rookzwakke
kruit mede ontploft.
Dat men overigens een beter stof wenscht dan picrinezuur,
is wel mogelijk, maar dan toch geen minderwaardige stof,
als trotyl.
Over de schokveiligheid van picrinezuur zelf is nooit ge
klaagd. (Men denke er slechts aan dat het 15 maal zoo schok-
veilig is als knalkwik en volgens S. zelfs 4 maal zoo schok-
veilig als schietkatoen; dit laatste getal is echter grooter).
Wat thans volgt over valproeven van picrinezuur en trotyl
komt mij eenigszins verward voor, daar S. verklaart dat de
valhoogte toeneemt met het gehalte der bijgevoegde stof, en
deze bijvoeging dus altijd een gunstige werking zou hebben.
Dit is bekend van paraffine; scherpe voorwerpen vergrooten
echter de gevoeligheid; dit heeft S. vermoedelijk getracht aan
te toonenmaar is het dan den geachten schrijver niet be
kend, dat onze projectielen zorgvuldig worden schoongemaakt
en gevernist voor het vullen de aanwezigheid van zand of
metaalsplinters is daarin dus uitgesloten.
Dat die proeven een zuiverder maatstaf zouden zijn dan
de gebruikelijke, die meening wordt volstrekt niet gedeeld.
De valhoogte, waarbij de helft der proefjes ontbrandt is het
algemeen kriterium, daar in het al of niet ontbranden een
zekere spreiding is, en men daarom moet aannemen ter ver
gelijking die hoogte, waarbij 50 ontbrandt. Ik had ook de
hoogte kunnen geven, waarbij geen der proefjes ontplofte.
De dan verkregen uitkomst is bij een klein aantal proeven
minder betrouwbaar, hetgeen uit een berekening kan blijken
in dit geval echter was dat aantal zoo groot, dat men vol
gens die maatstaf tot dezelfde verhouding komt.
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
409
I. M. T. 1911. 27