aan te geven, wanneer zelfontbranding kan ontstaan, is gevaar
daarvoor uitgeslotentenminste bij goede controle door een
deskundig officier. Hoe het in Holland en andere landen is
gesteld, kan en wil ik niet beoordeelen.
Dat de S. nog nooit picrinezuur heeft zien branden, is geen
zeer gewichtig feit; verzekerd kan echter worden, dat ook
dit niet het minste bezwaar oplevert.
De bordpapieren kokers zijn ook bij picrinezuur niet aange
bracht tegen het uitzweeten, wat een geheel onschuldig ver
schijnsel is gebleken, maar dienen eveneens voor het tweede
doel.
Wat verder springpatronen voor de Cavalerie met de pro
jectielen der Artillerie te maken hebben, vat ik niet en ook
de nuttige invoering van plastrotyl (dat zoo goed als even
brisant is als trotyl) voor gewone granaten, pleit absoluut
niet tegen picrinezuur in St. granaten.
Men moet dus tot de conclusie komen
dat de geachte schrijver in zijn geheele stuk geen enkel
deugdelijk bewijs aangehaald heeft, dat trotyl iets van belang
vóór zou hebben op picrinezuur, en zijn betoog moet dus als
zeer zwak worden aangemerkt, hoewel het helaas op den leek
op dit gebied nog genoeg indruk kan maken, en de goede
zaak veel kwaad kan doen.
H. Th. v. Goor.
412
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT