INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
419
Indisch leger heeft gegeven, dan zult ook gij ervaren, dat men aan
het Indisch leger keer op keer heeft gegeven materieel, dat, zoo niet
geheel, dan toch voor een groot deel, waardeloos is geweest, dat men
achterlaadmortieren heeft gekocht, zonder dat eenige controle van de
Kamer mogelijk is geweest de geachte afgevaardigde uit Sneek wees
er op die niet bruikbaar zijn, houtwitsers die nagenoeg in hetzelfde
geval verkeeren, mitrailleurs, enz. En dan bedenke men daarbij, hoe
in 1901 twaalf stukken verouderd materieel veld- en berggeschut
werden uitgezonden, ook weer als begin van invoering. Gaat men die
praktijken na, dan kan men m. i. slechts concludeeren, dat ten aan
zien van al die aanschaffingen een groote voorzichtigheid en oplet
tendheid van de zijde der Kamer dringend geboden wordt.
Stelt de Regeering er prijs op, het budgetrecht der Kamer in zijn
volle waarde te laten, dan is het haar plicht om ten aanzien der aan
schaffingen van allerhande materiaal opgesloten in den post 72, een
zeer bescheiden gebruik te maken en telkens te overwegen, wat haar
met betrekking tot het budgetrecht der Kamer te doen staat. Ik her
haal, dat ik, na gezette bestudeering tot de ervaring ben gekomen,
dat het in dit opzicht niet altijd gegaan is, zooals het behoort met de
aanschaffing van materiaal voor bet Indische leger en ik doe dan ook
voor de toekomst een ernstig beroep op Zijn Excellentie.
Nu kom ik tot de opmerking, die het militair beleid van het De-
parlement in de zaak der bergartiilerie-verwapening m. i. in een
eenigszins eigenaardig licht plaatst.
De Minister zeide, dat hij gemeend heeft goed te doen om aan den
heer Gooszen de gelegenheid te geven om zijn project, zonder meer,
te doen uitwerken.
Kapitein Gooszen heeft eerst kennis genomen van den stand van
zaken bij verschillende fabrieken, maar de Minister meende niettemin,
dat hij toch zijn eigen project moest uitvoeren. Nu heeft mij die mee
ning dadelijk eenigszins getroffen en wel vooreerst omdat een artillerie
officier, oud-lid van de verwapeningscommissie, de heer de Boer, een
project had gegeven aan de firma Schneider, naar zijn overtuiging
geheel beantwoordend aan de eischen.
Als gewezen bergarti 1 leristdaarenboven jarenlang werkzaam geweest
aan de constructiewerkplaatsen in Indië, was hij volkomen deskundig
en hij had de firma fchueiJer de eischen van het Indische leger doen
kennen, zoodat die firma een stuk zou kunnen voortbrengen, dat
naar zijn wijze van zien volmaakt geschikt was om te worden
ingevoerd.
Waarom deze officier zich tot de firma Schneider wendde behoeft
geen verwondering te wekken, wanneer men weet, dat op dat oogen-
blik deze firma bovenaan stond op het gebied van constructie van
berggeschut, gelijk in het officieele rapport der verwapeningscommi-
sie is erkend, en hij dus kon begrijpen het belang van het Indische
leger te dienen door aldus te handelen.
Toen deze officier nu nog een dag of veertien noodig had, om zijn
berekeningen aan de firma te laten zien, moest hij naar Indië ver
trekken.
Ik hoorde daarvan en raadde hem aan zich te wenden tot den