INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 429 uitgaven. "Voor ons is het voornaamste de geleidelijke opdrijving van de militaire uitgaven in Indië. Het is wel typisch dat over een be trekkelijk ondergeschikt onderdeel daarvan in deze Kamer een groot debat wordt gevoerd, terwijl men het hoofdstuk in zijn geheel, gesteld op 36 millioen, onder den hamer van den voorzitter, van rechts en van links, laat doorgaan. Die komt te meer uit, nu men uitvoerig bespreekt, of Schneider of Krupp of wie ook de kanonnen zal leveren. Dit moet ook zuiver zijn, maar voor mij is veel meer de vraag, of men, in plaats van dat men bij dit hoofdstuk steeds met 1 of IJ millioen naar boven gaat, niet op dezelfde wijze naar beneden zou kunnen gaan. Dit is een hoofdstuk dat 36 000 000 bedraagt. Met de 10 millioen voor de marine, die ook op rekening van Indië zijn gesteld, is het te zamen 46 millioen. Het totaal van de uitgaven is 206 millioen, zoodat 22 °/Q van alle uitgaven in Indië weg gaan aan het militarisme, bij het overgroot aandeel dat de Nederlandsche bevolking nog heeft te dragen. Dit is een zaak die mij veel meer aan het hart gaat dan de vraag Krupp of Schneider: die laatste zal zijn naam ook wel eer aandoen Deze groote zaak mag niet verdrinken in het debat over de vraag, welk kanon wij zullen hebben. Het spreekt vanzelf, dat ik in dit verband even terugkom op een opmerking die de Minister heeft gemaakt. Hij zegtgij spreekt over de verhooging van de uitgaven, en gij driDgt zelf op verhooging aan Dit is niet juist. Zeker, ik dring aan op betere voeding, betere ka zernes en beter overtocht. Zoolang wij soldaten hebben, is het de plicht van de Regeering, om voor hen te zorgen. Maar hier geldt het het om hoog gaan van de militaire uitgaven en ik tart den Mi nister om met de bedragen voor den dag te komen. Hij zal moeten erkennen dat de uitgaven waar ik vóór zou stemmen, volstrekt niet zoo hoog zijn als de doorloopende stijging van het budget voor zuiver militaire doeleinden. Maar, Mijnheer de Voorzitter, al was dit zoo, dan gaf ik de stelling nog niet gewonnen, want indien men een leger heeft, moet het ook in orde zijn. Het is evenwel niet juist. De stijging is veel sterker dan de meerdere uitgaven voor verhoogde soldijen, betere kazerneering, betere voeding. Het geval, bij deze begrooting ter sprake gekomen, geeft daarvan een zeer typisch voorbeeld. Ik vroeg verbetering in de levensomstan digheden van de korporaal-kleermakers en schoenmakers. Daaraan zal met een f 10,000 een juist cijfer kan ik natuurlijk niet noemen al heel veel te doen zijn. Nu vraag ik den Minister: wat beteekent nu f 10000 op een begrooting van f 36000.000 Mijnheer de Voorzitter! Ik zou grooten lust gevoelen, om straks bij wijze van protest te stemmen tegen het eerste artikel van deze af- deeliugmaar ik zal dit niet doen, om de Kamer een stemming te besparen, daar ik toch weet, dat onze fractie alleen of bijna alleen zou staan. Geen der andere partijen is ons in deze zaak bijgevallen. Wij willen evenwel toch geacht worden tegen deze geheele afdeeling te zijn, ook al vraag ik dan, om tijd te sparen, geen stemming aan. Ik begrijp, Mijnheer de Voorzitter, dat ik niet kan terugkomen op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 447