het gevaar dat de batterij niet genoeg projectielen over
houdt voor de eindbeslissing. Wanneer het zoover komt is
„das Bestreichen toter winkel vor der Front von Wichtigkeit.
Hierzu eignen sich auch kleine Verbande, denen viel munition
mit zu geben ist" zegt het Duitsche voorschrift in punt
503, vergelijk ook ons Voorschrift voor het Gevecht blz. 8
punt 4.
b. Het kolossale munitieverbruik zal oorzaak zijn van
zeer beperkte oefeningen in vredestijd.
Slechts oefening baart kunst, en het is zeer zeker eene
groote kunst om uit moderne Artillerie te halen wat er uit
te halen is.
c. Zal ook in verband met sub b niet het gevaar dreigen,
dat de stukscommandant in de hitte van het gevecht de
hem toevertrouwde beperkte zelfstandigheid overschrijdt en
„er tusschen uit gaat", waardoor een ongeregeld doelloos
vuur ontstaat. Immanuel merkt hieromtrent op: „es dürf-
te wohl -der wichtigste Punkt sein, namentlich wenn die
Unruhe des Kampfes einreisst, wenn die Nervositat zich gel
ten d zu machen beginnt."
Hoewel wij hier met ons beroepskader meer moeten kunnen
presteeren dan Frankrijk met de 2-jarige dienstijd, zoo zou
toch het beste middel hiertegen m. i. zijn, de ideale toestand
voorgesteld in het I. M. T. 1904 blz. 391, n. 1. dat men de
batterij laat bestaan uit secties, elk uit 1 stuk en 1 caisson
en onder bevel van een officier, c. q. d.d. officier.
d. Door met alle stukken in te schieten verraadt men de
opstelling van de geheele batterij. Schiet men slechts met
één stuk of ééne sectie in, dan weet de tegenpartij nog niet
waar de rest van de batterij zich bevindt, n. 1. links of rechts
van het vurende stuk of de vurende sectie. Bij overgang
van de bewakingsstelling tot direct vuur, kunnen de andere
stukken c. q. gedekt blijven.
Bij nadere beschouwing van de beide schietvoorschriften
komt het mij evenwel voor, dat het verschil tusschen de
twee methodes door Habicht genoemd, wel wat te scherp-
is afgebeeld.
32
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT