INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 433 naar de laagte gegaan, van 11 en meer tot 6 m. M. Maar verschillende Rijken, die hun infanterie bewapend hebben met een geweer van 6,5 m. M., ja. zelfs grooter kaliber, zijn in den loop der jaren alle zonder uitzondering ook wij hebben nu eindelijk een betreffende commissie tot de overtuiging gekomen, dat hun geweer geen voldoende vermogen had. Daarom heeft men overal een poging gedaan om te komen tot een ander projectiel, het zoogenaamde puntprojectiel, dat meerdere uitwerking bezit. Ziehier het bewijs, dat, wanneer men overgaat tot een nieuwe bewapening, zonder dat men absoluut zeker weet dat het wapen voldoet aan de te stellen eischen, men over enkele jaren tot de overtuiging komt, verkeerd gehandeld te hebben. Die overtuiging hebben ook wij opgedaan ten aanzien van onze geweren, en die over tuiging zullen wij ik ben er zeker van ook weer krijgen wanneer wij medegaan met deze aanvraag. Ik wijs tot staving van het voorgaande nog op de officieele mede- deeling, gedaan in het verslag, overgelegd bij het organisatie-wetsvoorstel van 1899-1901 (stuk 94, 20), van een commissie van Nederlandsche officieren, die naar de manoeuvres in Zwitserland was geweest, waarin staat, dat de Zwitsersche officieren een geweer wenschen van grooter kaliber dan het hunne. Wij zien, dat Japan na den oorlog eveneens overweegt om tot vegrooting van het kaliber van zijn infanteriegeweer over te gaan, en ook elders openbaart zich te recht het zelfde wan trouwen in de stopping power van klein-kaliberwapens met omkleede projectielen. Yerder wijs ik op een woord, dat in dit opzicht gezag mag hebben, een woord van luitenant Kempees, die het officieele rapport heeft opgemaakt van den tocht van van Daalen door de Gajoelanden. En deze zegt„Van de officieren waren er twee, die een Browning-repeteer-pistool hadden. Deze wapens hebben niet vol daan." Ik wijs er hier in het voorbijgaan op, dat enkele jaren geleden de Browning-fabriek een feest vierde, omdat toen het 250000ste pistool was geconstrueerd, wel een bewijs, dat het toch in verschillende landen is ingevoerd. Kempees vervolgt „Men brengt er a bout portant geen schot mede toe, dat den aan valler oogenblikkelijk neerslaat, en ook kwam het een paar malen voor, dat het mechanisme niet zuiver werkte, wat op een critiek oogenblik beslissend kan zijn voor dood of leven. De overige repeteervuistvuur- wapenen (Mauser, Parabellum etc hebben voor een excursie als deze het nadeel, dat het meedragen op den duur zwaar valt, terwijl het moeilijk wordt om ze voldoende te onderhouden (wat men steeds zelf doen moet). Een goede revolver en deze uitspraak is van belang is door haar rusticiteit in Indië's binnenlanden op den duur nog het meest betrouwbaar wapen." Dan komt er iets over kijkers en tot slot nog, dat door de invloeden op de excursies „een fijn wapen" langzamerhand onbruikbaar wordt. Ik deel die meening geheel, dat een goede revolver in Indië het beste wapen is. Op het oogenblik hebben wij goede revolvers. Zoowel in Indië als in Holland zijn die in de bewapening opgenomen en zij worden in ons eigen land aangemaakt. Ten slotte vestig ik de aandacht op de uitgave die een dergeliike

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 451