INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 441 dient, of niet overal, waar de Kapitein Ranneft 80.5 c. M. L. 50 aan beveelt en de Regeering zelfs 28 c. M. L. 45 wenscht, zou kunnen worden volstaan met 24 c. M. L. 50. Yoorts bevat deze aflevering nog het vervolg van het artikel „Een nationaal verdedigingsmiddel. Militaire onderwaterzettingen". In dit gedeelte behandelt de Schrijver het aftappen van onderwaterzettingen, waarbij eenige voorbeelden uit de krijgsgeschiedenis worden aangehaald. Mede wijzen we nog op het opstel van den len Luit. K. E. Oudendijk „Iets over spreiding en trefkans." Als extra-bijlage valt nog te vermelden het vervolg van het opstel „de Fransche manoeuvres in Pieardië". In dit gedeelte van zijn artikel schetst ons de overste van den Belt het verloop der manoeuvres, waarbij tevens enkele prestaties der vliegeniers worden vermeld. Men moet erkennen, dat geen middelen, welke er toe kunnen bij dragen, de beoefening der vliegkunst aan te wakkeren achterwege worden gelaten. Twee luitenant-vliegeniers werden op het manoeuvreveld tot kapitein bevorderd, terwijl nog twee andere werden ingeschreven in het „ta bleau d'avancement." In het bijzonder willen we nog de aandacht vestigen op hetgeen S. zegt over de kwestie „aanval" of „verdediging." Voor het Heder- landsche, zoowel als voor het Rederlandsch-Indische leger verdient het daaromtrent geschrevene de volle aandacht 't Offensief geeft de beslissing, zeer zeker, maar ook de verdediging eischt oefening, wil men uit het terrein halen, wat er uit te halen valt. We herinneren ons een geval van een waarnemend Regiments Commandant die bij manoeuvres in Z. Limburg met zijn Regiment den rechtervleugel eener verdedigende stelling moest bezetten. Aldaar een kijkje nemende vonden we het Regiment in beweging en was aan den Commandant der verdedigende partij het bericht gezonden: „Ik breek uit mijn stelling uit en val den vijand in de linkerflank." Van den vijand was nog bijna niets bekend! Kort daarna was het Regiment in zijn stelling teruggeworpen niet alleen, maar moest die spoedig prijs geven, want aan versterking dier stelling was niet gedacht. Zeker, het is hard, zooals een Hollandsch dichter zeide, om na zoo lang te zijn prat gegaan op enze leeuwerigheid, het beeld van den woestijnkoning in ons wapen te voeren en dan gedoemd te zijn tot de rol van stekelvarken. De Militaire Spectator No. 2: De le Luit.-adj D. van den Berg, vervolgt zijn artikel: Het hoofd aanvalsfront van Port Arthur en zijn nabij verdediging. In dit ge deelte van zijn verhandeling geeft S. ons een overzicht van de wijze, waarop het front ter verdediging werd ingericht, n. 1. wat betreft de technische leiding der werkzaamheden, voorts een opsomming van de aanwezige zoeklichten, springmiddelen, ontstekingsmiddelen e. d. Daar op volgt een beschrijving van den eersten aanval der Japanners. I. M. T. 1911. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 459