Weroing en begerreserne. Steeds meer doet zich, ondanks iedere vredesbeweging, de eisch hooren tot legerversterking, niet alleen in Europa zelf, doch ook in de overzeesche bezittingen der Europeesche Sta ten. Daar werd vooral het vraagstuk actueel door het ont wakende bewustzijn der Oostersche volken, waarvan velen misschien binnen niet te langen tijd het voorbeeld van Ja pan zullen willen volgen en de overmacht hunner tegenwoor dige meesters ernstig zullen bedreigen. Wel trachten vele militaire schrijvers aan het gevaar te ontkomen door de ont wikkeling der eigen Oostersche onderdanen, die zoodoende geschikt moeten worden gemaakt om hunne overheerschers van heden te verdedigen tegen nieuw ontstane machten, doch vèr is de tijd nog, waarin iedereen overtuigd zal zijn van de volkomen gelijkwaardigheid op het gevechtsveld dier beide partijen. En al zal men ook in onze koloniën er op den duur toe moeten overgaan, om den inlander een grooter aan deel in de landsverdediging toe te vertrouwen, toch zal ook dan eene zoo sterk mogelijke kern van Europeesche troepen een gebiedende eisch zijn, wil de waarde der inlandsche hulp niet, op zijn minst, twijfelachtig worden. Ook in de laatste begrootingsdiscussiën ontmoeten we her haaldelijk dit denkbeeldeene machtige kern van Europea nen, welke de steun is van eene groote strijdmacht van goed geschoolde inlanders. Doch dat is ook juist des Pu- dels Kernhet verkrijgen eener voldoend sterke weermacht van EuropeanenDaartoe worden dan twee middelen aan de hand gedaan, welke beide, indien ze mogelijk zijn, uit stekend zouden werkenhet vormen eener leger-reserve en de invoering eener beperkte militie in de plaats van de door en door verouderde en onbruikbare schutterij. Natuur lijk is het op sterkte brengen van het leger zelf, waarbij op het oogenblik zulk een groot'tekort aan Europeanen be- I. M. T. 1911. 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 467