Ongetwijfeld is de struggle for life, ook in Nederland, voor den werkman zoo hard, dat hij met beide handen eene gelegen heid zou aangrijpen, die hem werkelijk iets goeds voorspelt, wanneer de eerste vrees voor het onbekende overwonnen is. Dit getuigen de vrij belangrijke emigratiecijfers. Welnu, de vrees voor het onbekende Indië kan vervangen worden door een gevoel van eenheid tusschen Nederland en de koloniën, te verkrijgen door de meerdere ontwikkeling. Maar de toekomst voorspelt den werkman nu nog niets goeds! Het handgeld, dat velen aanlokt, doet dit den werkelijk gewenschten man niet: de rustig nadenkende ziet zeer goed in, dat de hem gereikte som niets is dan een fraai verguldsel voor het don kere erachter. Het handgeld wordt nooit als spaarpenning opgelegd, en al ware dit wel het geval, dan zouden toch slechts weinigen tot dienstnemen overgaan, om het vooruitzicht na een zeker aantal jaren eigenaar te zijn van een paar honderd gulden. En ook met verhooging van het handgeld bereikt men niets; dit kan alleen geschieden door verbetering van den stand zelf. De tegenwoordige fuseliersstand is niet aanlokkelijk, zelfs niet voor den weinig eischenden werkman. Broodsgebrek heeft hij niet, doch daarmede is alles gezegd, en door die zekerheid alleen wordt de werving slechts bevorderd in tijden van al- gemeene malaise, zooals voor eenige jaren; en overigens slechts onder diegenen, wier verdiensten zoo wisselvallig zijn, dat broodsgebrek altijd mogelijk schijnt: dus in het algemeen onder de losse of onbekwame werklieden. Willen we betere uitkom sten, dan moet de man kunnen denken: „Ik krijg als soldaat meer dan ik nu heb Naar mijne meening kan dit niet bereikt worden door sol dij verhooging. Wel zou dit ook een hulpmiddel zijn, doch uit den aard der zaak zijn de grenzen hierbij zeer nauw, en zal het verschil altijd zoo klein zijn, dat het niet opweegt tegen het opofferen van den werkkring en de zekerheid, daarin na den diensttijd niet meer terug te kunnen keeren. Er moet dus iets anders gevonden worden, en ook hierin zou de Regeering weer veel kunnen doen, door hare betrekkingen in de eerste plaats te bewaren voor hen, die haar gedurende zes of meer jaren 454 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 474