Onze Scboolscbijuen, Na aandachtige lezing van de „Nadere beschouwingen over onze schietopleiding", door den Kapitein der Infanterie H. Lamberts gehouden in de Algemeene vergadering der Indische Krijgskundige Yereeniging op 8 November 1910 en bij afle vering No. 83 aan de leden toegezonden, komt het mij gewenscht voor enkele zaken en stellingen van den spreker eens nader te beschouwen. Ik heb in de eerste plaats het oog op datgene wat omtrent de te gebruiken schijven door hem in het midden werd ge bracht en waarover ook de Heer Meyroos reeds het een en ander ten beste gaf. In het betoog van Kapitein Lamberts vind ik (zie blz. 49 van genoemde aflevering): „Gesteld nu, er wordt op een groote schijf geschoten, waar- „op de een of andere figuur is aangebracht. „Het doel der oefening is: het brengen van treffers in die „figuur; dit sta vooreerst op den voorgrond. „Nemen wij nu het eerste geval, dat zich voordoet, n. 1. „een schutter brengt zijne vijf schoten in de figuur. „Men zal het met mij eens zijn, dat uit de ligging der tref- „fers in de figuur geen conclusies zijn te trekken, welke aan- „leiding zouden kunnen geven om de opleiding van dien schut- „ter in een of andere richting te corrigeeren" enz. Het spijt mij, maar ik ben het met deze stelling niet eens. Stel het doel was een rompschijf en de treffers lagen in de kop, terwijl het mik(doel)punt de middenonderkant was. Dan zou ik dien schutter zeggen: „vriend, je schiet te hoog Op dezen afstand heb je nog getroffen, maar op enkele Meters meer afstand had je er overheen geschoten." Die schutter heeft ondanks zijn treffers een groote fout gemaakt, een hoogte Jout n.b. van bijna een meter. En juist de hoogte fout moeten wij drukken, omdat het gevechtsveld altijd lage, breede doelen biedt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 482