men de vakken 12 en 13 als hoekvakken, doch behoude in
ieder geval de zelfde trefcijfers.
Bij het schieten op de beweegbare schijf gebruike men
deze „vurende linie schijf" als achtergrond, zoodat steeds
zooveel mogelijk schoten kunnen worden teruggevonden.
Ik acht dit van heel veel belang, omdat de praktijk leert,
dat bijna alle goede schutters perioden krijgen dat ze weer
fouten maken, b. v. rukken, en juist door de ligging der
schoten de onderwijzer aandachtig wordt gemaakt op die
fouten.
Juist om deze zaken te onderzoeken is het voor alle
schutters beslist noodig nu en dan een oefening op de
„vurende linie schijf" te schieten. De schutter bemerkt dan
tevens of zijn geweer nog goed is, of zijn mikpunt ook ver
anderd dient te worden en of' hij nog bij machte is zijn
schot in of zoo dicht mogelijk bij zijn doelpunt te brengen
(dat is en blijft steeds de midden onderkant van de middelste
fig. in normale omstandigheden.)
Omdat het doel in het gevecht in den regel bestaat uit
een meer of minder zichtbare liggende linie dan wel uit
een linie, die een sprong maakt, hebben wij verder bij de
opleiding nog maar één andere schijf noodig, ingericht als
op de hierbij gevoegde schets is aangegeven (valschijf stelt
een springende linie voor).
De schoolschietoefeningen kunnen m. i. alle op deze beide
schijven gehouden worden. Wanneer men de schijf Hr half
optrekt, ziet men een kruipende linie (optrekken tot bo
venkant strook btrekt men de schijf maar een weinig
op (ongeveer tot den bovenkant mikdoelen) dan stelt dit
voor in verband met de 3 mikdoelen der achtergrond
schijf het op- en wegduiken eener vurende linie.
De gevechtschietoef. geven verder voldoende gelegenheid
de somtijds op het gevechtsveld voorkomende doelen (Art.
Cav.) te bevuren.
Voor degenen die bezwaar mochten hebben tegen de waar
deering van strook a onder de springende linie schijf wordt
opgemerkt, dat die rompschijven het zichtbare deel der linie
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
465