'<r#A
Hlilitoire Vakorganisaties.
Zou een dergelijk opschrift enkele jaren geleden een beden
kelijk schouderophalen hebben uitgelokt, de jaren zijn in-
tusschen voortgegaan en met deze de inzichten, zoodat zij,
die niet verzuimd hebben te letten op de teekenen des tijds,
niet meer zoo tegenover een dergelijk opschrift staan als
toen men daarin iets revolutionairs zag.
Het jaar 1910 heeft aan Nederland weer een minister van
Oorlog gekost, de hoeveelste zullen we maar niet opsommen.
Doch teekenend is, dat dit gebeurde op eene motie van den
afgevaardigde van Steenwijk, die meende, dat de verbetering
van de positie van de officieren van de Landmacht, niet alleen
gebaat werd door eene verhooging van de tractementen, maar
dat daaraan tevens en tegelijk verbonden moest zijn eene
regeling van de pensioenen. Hoe die zou zijn, liet hij in het
midden het kwam er voor het doel van de beweging ook
minder op aan alleen meende hij de kapiteinspensioenen van
1500 gld. te kunnen brengen op 20002100 gld. en voor die
kleine verhooging den officieren wel eene kleine bijdrage te
kunnen opleggen.
Dergelijke theoriën, hol, zonder documenten gestaafd, bleken
medeleggers te vinden; zelfs de Heer Colijn ging, onbegrij
pelijkerwijze daarin mede, en ofschoon de minister betoogde,
dat eene pensioenregeling niet in een vloek en een zucht was
te maken, dat hij evenwel het vraagstuk zou ter hand nemen,
maar ter wille daarvan de tractementsregeling niet kon laten
rusten omdat er armoede geleden werd, echte vergulde armoe
de de Kapitein van Twist bleek onvermurwbaar en wist zijne
motie er door te krijgen. Dat dit geschiedde ten koste van
de reconstructie van ons defensiewezen, omdat nieuwe mi
nisters van zelf andere inzichten hebben en noodzakelijk tijd
behoeven om zich erin te werken, kwam er minder op aan.
Het addertje van de partijpolitiek had voor een ieder te
duidelijk door het gras gekeken.