schilt, wordt tot het uitwerkingsvuur overgegaan, of wel na het aanbrengen van de noodige T. correctie, opnieuw een groep van 4 8 schoten gedaan. Bij het regelen der S, H. moet de B. C., of in het algemeen de waarnemer, in de eerste plaats letten op de S. H. en min der op het en vallen der kogeltjes en schervenbij het uit werkingsvuur daarentegen moet met alle aandacht naar het vallen van de kogeltjes ten opzichte van het doel gekeken worden en is het meten van de S. H. bijzaak. Het is om deze reden, dat men bepaald heeft, dat, na het aanbrengen van de noodige T. correctie, nog een groep moet worden geschoten. (Met deze reden kunnen wij ons niet vereenigen immers als de gemiddelde S. H. van de le. groep goed is, en men rekent er op dat de gemiddelde S. H. bij het uitwerkings vuur goed zal blijvendan mag men, als de gemiddelde S. H. van de le. groep niet goed is, b. v. te groot, en men verlengt daarom de T. met b. v. 1 O. T., van de daarop volgende schoten met evenveel recht verwachten dat de gemiddelde S. H. goed zal worden). Baar men meestal niet weet hoe de doelen ten opzichte van de schootsriehting staan, doet men veelal goed met op een smal gedeelte van het doel in te schieten. Naderhand, bij het vuurverdeelen en vooral bij het strooien in de breedte, moet daarom goed worden uitgezien of hier of daar niet iets terug of vooruit gegaan moet worden. Bij troepen kan men uit de richting van beweging soms wel opmaken hoe zij ten opzichte van de schootsriehting staan. Is een doel b. v. 50 M. breed en wordt met G. K. T. uit 4 stukken geschoten, dan verdeelt men het vuur niet stuks-, maar sectiesgewijze. Wordt in de schietregels bepaald, dat bij het uitwerkings vuur gestrooid moet worden met b. v. 1 X 100 M., dan mag, indien blijkt, dat de onder vuur genomen terreinstrook te groot is, wel overgegaan worden tot strooien met b.v. 1 X 50 M. Als de waarnemingslijn en de schootsafstand aanmerkelijk in lengte verschillen (onderlinge verhouding grooter dan 1.1 of kleiner dan 0.9) moeten de waargenomen breedte afwij kingen, met vermenigvuldigd worden, maar feitelijk zouden INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 493

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 513