regels voor het opschrijven van de C. in de kolommen 5 8, en begint daartoe met het trekken van een horizontale lijn, om dat gedeelte van het overige te scheiden. In het on derste gedeelte worden de waarnemingen genoteerd, b. v. ?/10r; wordt nu de C. voor deze te groote afwijking gecorrigeerd, dan haalt men er een streep door en schrijft de nieuwe C. eenvoudig onder de vorige. Naderhand kan men dus niet altijd meer zien met welke C. een zeker schot is, of hoeveel schoten met de zelfde C. zijn afgegeven. Daaruit blijkt dui delijk dat de schietstaat niet meer dient om opgelegd te wor den in het een of ander archief, maar uitsluitend een hulpmid del is voor den B.C. bij de leiding van het vuur, en dat, als hij uit zijn hoofd kan schieten, zulk een staat totaal overbodig is. Als op de plaats waar de waarneming van het eerstvolgende schot geschreven moet worden, vooraf een schuin streepje wordt getrokken, dan behoeft men bij het waarnemen van dat schot niet naar die plaats te zoeken. De B. C. of zijn opschrijver heeft geen bemoeienis meer met de merken van buskruit, enzhet voorblad van den schietstaat wordt tegenwoordig door de zorg van de schiet school ingevuld. Yoor de goedkoopte geeft men vele vuren af uit 12 c. M. K., die, om het vuur uit andere geschutsoorten te kunnen na bootsen, voorzien zijn van een opzet met lange dwarsarm, welke evenals de korrel voor de achterwaartsche richting is geschikt gemaakt. BreclaNovember 1910. P.M. Vis, Kapitein der Artillerie. 498 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 518