DeGrooie UlanoeuDres Dan 1910
in Engeland en andere indrukken.
I.
INLEIDING.
Het Engelsche Leger.
Slechts nu en dan is het ons vergund een blik te slaan
in het leven van onze naburen aan de overzijde van het
kanaal. Prijken in den Haag tal van winkels hunne waren
in het Engelsch aan om den vloed van Engelsch sprekende
globetrotters te lokken, toch mogen we achter de bijzondere
vermelding: „English spoken" wel voegen: „a little" en ach
ter de kennis van land en volk een minusteeken erbij. Is
hun „splendid isolation" daarvan de schuld of het extra
zeereisje of de taal, het moge een van die drie zijn of moge
lijk nog een andere reden, maar zeker is het, dat dit te
betreuren valt en dat eene nadere kennismaking tot meer
uitlokt. Stoot de Engelschman buiten zijn land min of meer
af, door zijn houding en meermalen ongegeneerde manieren,
thuis is hij de voorkomendheid zelve en een gastheer van den
echten stempel. Correct in houding en kleeding geeft hij
een beeld absoluut tegengesteld aan dat, wat we gewend zijD
van de doorsnee Engelsch doende reizigers te krijgen. Het
is hier niet de plaats om daarop verder in te gaan, doch
de omstandigheid, dat we in den naasten toekomst met
Engeland zullen te maken hebben, 't zij als bondgenoot of
als tegenstander, maakt het dubbel waard zelf eens indruk
ken op te nemen en vooral hun militaire stelsel van nabij
te gaan bezien. Het is in Europa de eenige mogendheid
waar de landsverdediging uitsluitend is toevertrouwd aan huur
lingen en al moge de heer Haldane eenige jaren geleden eene
organisatie bedacht hebben, waarbij al de verschillende bur
gerkorpsen, soorten van weerbaarheidsvereenigingen, yeomanry
of landelijke militie aaneen worden gevoegd en onder eene