Pii® !§KlPi Uan FlIIes Wat. Kleinigheden die zoo klein niet zijn, „Nummer vijf van het achterste gelid, kijk je voorman in den nek." was eene vermaning, die in mijn recrutentijd, tallooze malen weer klonk uit den mond van den sergeant instructeur, een meester in zijn vak. Het begrip dat een militair het hoofd moet ophouden werd er op die wijze dagelijks ingepompt. Wat zou ik die uitroep gaarne eens wat meer hooren in ons Indi sche Leger, en dat niet omdat ik zooveel waarde hecht aan dat, in militairen zin. elkander in den nek kijken, maar omdat daardoor mis schien een eind zou komen aan een onopgemerkte fout in ons le^er een foutje zoo gij wilt, een kleinigheid die zoo klein niet is. Het Indische Leger kijkt n.'I. naar den grond; de officieren kijken naar den grond, het kader kijkt naar den grond en hunne volgelingen van alle landaarden kijken naar den grond. Menig lezer zal voor zich zelve gaarne eene uitzondering gemaakt zien, wat ik volgaarne doe in 't algemeen blijft het bovenstaande waar. Ziet eens hoe een troepje Europeanen in zijn vrijen tijd langs den weg wandelt. Met een langen loomen tred, het hoofd zwaarmoedig hangende, den blik eenige passen voor zich uit op den grond gericht, gaan zij voort. Inlandsche fuseliers brengen die gewoonte van huis uit medehet loopen op bloote voeten maakt het misschien noodig dat de kampongman nauwkeurig ziet waar hij de voeten neerzet. Al moge de Amboinees het hoofd niet altijd laten hangen, vrij van dit euvel is ook hij niet. Kijk maar eens naar een troep die in 't gelid vrij of in de „rust" marcheert. Heusch, doet het eens en geef dan eens onbevangen en onbevooroordeeld een antwoord op de vraaa1 of van het hoofd tot den staart van de colonne, niet ieder met treffende gelijkvormigheid, het hoofd laat hangen en naar den grond ziet. Hadde men in het Exer citie reglement de bepaling opgenomen dat iedereen den blik op eeni ge passen vóór zich op den grond gericht moet houden, men hadde geen betere uitkomsten kunnen verwachten dan nu, in dat opzicht, worden geleverd. Waar dit euvel zelfs bij de exercitiën voorkomt, behoeft men niet te vragen hoe het daarmede gesteld is bij lange marschen en in het terrein. Wat zijn nu de gevolgen van het veronachtzamen van deze kleinigheid 1° De militaire geest lijdt er onder. 2° De militaire houding lijdt er onder. Slordig en nonchalant loopen de soldaten, makeu een slechten indruk. 3° Tijdens een marsch is het naar den grond zien zeer vermoeiend. De man ziet niets om zich heen, niets geeft hem eenige afleiding; alleen duizende stukjes grint ziet hij onder zijn oogen wegglijden, wat niet anders dan vermoeiend kan werken en den geest neerdrukt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 538