Ouerzïcht uqii eenige Tijdschriften.
Mavors No. 3.
De le Luitenant F. G. de Veer geeft ons eenige beschouwingen
over „Cavalerie en Wielrijders" en komt daarbij tot ie conclusie, dat
de taak der cavalerie door de toevoeging van wielrijders aanmerkelijk
wordt verlicht, terwijl daarentegen wielrijders- afdeelingen kleine Ca-
valeriepatrouilles noodig hebben, om haar op marsch en gedurende
het gevecht te beveiligen.
Maar en hier zit naar we meenen de groote moeilijkheid voor
een succesvol ageeren is, zooals S. zegt noodig:
a dat beide wapens hun eigen bewegingsvrijheid behouden
b dat er groote, wederzijdsche waardeering bestaat.
We herinneren den lezer nog even aau hetgeen de Majoor Kooy
in de eerste aflevering van dit tijdschrift (Jaargang 1911) over dit
onderwerp schreef.
Oefening, veel oefening is noodig, zal de samenvoeging der beide
wapens aan de verwachtingen beantwoorden. Wordt die samenwer
king niet reeds in vredestijd ernstig beoefend, dan zal aan den eisch
„la liaison doit être incessante" in de werkelijkheid niet voldaan kun
nen worden.
Op het artikel „Gebruik van een eskadron Dij een troepenafdeeling,
samengesteld uit de verschillende wapens" vestigden we reeds de
aandacht.
Deze aflevering bevat het slot van genoemd artikel.
De kapitein J. S. Metz behandelt in het kort de wijze, waarop het
Mors'e-alphabet kan worden gebezigd voor het overseinen van be
richten, daarbij den sleutel van dit alphabet aangevende.
Br wordt in den laatsten tijd nog al eens over verschillende sein-
methodes geschreven, waarbij maar al te vaak de allereerste eisch n. 1.
eenvoudigheid der methode, uit het oog wordt verloren.
In „Een en ander over oorlogsschepen" van de hand van den Luit.
Kol. Yosmaer, treffen we een overzicht aan van de oorlogsvloten der
voornaamste mogendheden, waarbij tevens in het kort wordt aange
geven het doel, waarvoor de verschillende types van schepen zijn
bestemd, alsmede de bewapening, welke daarbij wordt toegepast.
Omtrent de bewapening vinden we vermeld, dat het kaliber van