,0e gangbeweging geschiedt onbewust en is daarom nog
mogelijk bij dieren, wier groote hersenen ontnomen zijn. Door
den in gedachten verzonken mensch worden niet alleen inge
wikkelde moeilijke wegen in een stad goed afgelegd, doch
worden tegelijkertijd ook talrijke hindernissen en andere men-
schen uitgeweken en wordt het struikelen over oneffenheden
vermeden; door hem worden trappen beklommen enz. Zonder
zichtbaar toedoen der ziel werkende, moeten dus ingewikkelde
apparaten in de hersenen voorhanden zijn, die werkelijk re-
flectorisch werken, daar, hoewel die bewegingen door indruk
ken van verscheidene soort (gevoelsindrukken der zooien,
gezichtsindrukken, gehoorindrukken) zoo nauwkeurig als maar
mogelijk is worden geleid, ze buiten ons bewustzijn omgaan.
Met eiken gevoels- of gezichtsindruk moeten bepaalde bewe
gingsreacties correspondeereu.
De kleine hersenen bevatten drgl. gecompliceerde apparaten
voor de voortbeweging. Onbeholpenheid dier bewegingen en
dikwijls vallen zijn de gevolgen van wegname of ziekte van
dit centraalorgaan.
Het is zoo goed als zeker dat de hersenen analoge appara
ten bevatten voor de gecompliceerdste bewegingen, die de
mensch in het dagelijksch leven verricht met armen en han
den. Proeven kunnen in dezen niets uitrichten, daar bij die
ren de voorste extremiteiten alleen voor de voortbeweging
dienen.
De groote hersenen vormen het orgaan der hoogste zenuw
werking: het bewustzijn.
Door wegname der groote hersenen ontstaat bij de hoogere
gewervelde dieren een toestand, welke op slapen gelijkt. Ter
wijl willekeurige bewegingen niet meer kunnen worden ver
richt, kunnen nog wel enkele reacties op zintuigsprikkelingen
plaats vinden, hoewel die van eene vooruit te berekenen
regelmatigheid zijn.
Beschadiging der groote hersenen heeft tengevolge dat het
dier onder ongewone omstandigheden bijv. tegenover hinder
nissen niet op de anders gewone manier doelmatig weet te
handelen.
In tegenstelling met alle overige centrale deelen reageeren
568
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT