Remonten, Paardenfokkerij
en Wedrennen.
1. Remonten.
Na door de lezing van den Heer Boon in de Indische
Krijgskundige Vereeniging en het daaropvolgende debat, ge
bleken is dat het bij onze bereden wapens (de cavalerie ten
minste), niet alles, wat het paarden materiaal betreft, „cou
leur de rose" is, loont het misschien de moeite hierop eens
nader in te gaan.
Na eerst een lofzang op de goede eigenschappen van het
Australische troepenpaard gehouden te hebben, wijt de Heer
Boon het spoedig verslijten dezer paarden aan een niet zaak
kundig gebruik.
Wij willen niet beweren, dat het gebruik steeds zaakkun
dig geweest is, echter ligt o. i. de oorzaak dezer slijtage
voor het grootste gedeelte aan het aankoopen van materiaal,
niet geschikt om in een tropisch klimaat zwaar werk te ver
zichten.
Al dadelijk willen wij beginnen met voorop te stellen, dat
de remontecommissiën hiervan geen verwijt kan gemaakt
worden, hetgeen later zal blijken.
Bij het debat, volgende op genoemde lezing, werd reeds door
den Heer Heering opgemerkt, dat onze Australische remon
ten alles behalve superieur zijn (ofschoon zulks in anderen
zin, dan wij het bedoelen), waarop de Heer Boon repliceer
de, dat men dan dubbel omzichtig met dat materiaal moest
omgaan. Niemand zal dit laatste natuurlijk tegenspreken,
maar zoude men dan niet tegelijkertijd naar beter materiaal
omzien? Dat is de hoofdzaak.
In Zuid-Afrika en Algiers, beide nog wel droge, warme
klimaten heeft de geimporteerde halfbloed niet voldaan, en
wij zijn dan ook, in verband met de ervaring hier te lande,
overtuigd, dat in ons vochtig, tropisch klimaat, elke geimpor
teerde halfbloed, hetzij Ier, Holsteiner, Oost-Pruis of Au-