Met dit materiaal wordt, in het begin op kleine schaal, maar in den loop der jaren steeds grooter wordende, gouvernements fokkerij begonnen (met den civ. gezaghebber te Soemba als directeur), daarbij z. n. nog steeds gebruik makende van de op Soemba aanwezige Arabieren. Alvorens van dit onderwerp af te stappen, wenschen wij nog een enkel woord te zeggen over de paardententoonstel- lingen. Wij vinden deze absoluut overbodig, waar wij in de rennen een zeker middel bezitten om de fokwaarde van een paard te bepalen. Eerstgenoemden zijn misschien zeer goed op hun'plaats bij het fokken van luxepaarden (hackneijs), slechts laatstgenoemde echter geven uitsluitsel over de waarde van een paard, dat zwaar en langdurig werk in alle terreinen en in snelle gan gen moet verrichten; bij de eersten ziet men stalmoed, gan gen en exterieur, bij de laatsten tevens kracht, gezondheid en snelheid. Bij oordeelkundig beheer kosten de paarden uit ééne, zooals in het voorgaande aangegeven, inrichting voortkomende, niet veel. Wel beschouwd bestaan de kosten uit: 1. De rente van het kapitaal besteed aan het koopen der terreinen en het aanleggen van paddocks en stallen. 2. Het onderhoud van paddocks en stallen. 3. Het onderhoud der fokpaarden. 4. De personeelkosten. De veulens worden, zoodra zij het moederpaard niet meer noo- dig hebben, in de paddocks (die natuurlijk zeer ruim moeten zijn) losgelaten en leven daar uitsluitend op gras. Zij vinden er genoeg beweging in en worden gehard. Z. n. maakt men in de paddocks afdaken, waarin zij bij zwaren regen en 's nachts kunnen schuilen. Na hun 4e jaar worden zij door licht graanvoeder en meerdere beweging op krachten gebracht gedurende ongeveer zes maan den i). Het is o.i. een gebiedende eisch, dat dit op Soemba 580 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1) De onkosten, voor de toekomstige legerpaarden, hieraan besteed, mogen niet op rekening van de fokkerij gesehoven worden. Men heeft ze bij onze tegenwoordige legerpaarden ook (te Padalarang).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 602