D-^rV(4)
afstand X2 van het springpunt 0 1/R2 r2 schijven. Nu
beschouwt de majoor de Giorgi den toestand, alsof de kogels
regelmatig verdeeld zijn door den geheelen verspreidingskegel.
Dit is minder juist en geeft aanleiding tot verkeerde verge
lijkingsgetallen. Zeer zeker zou het niet doenlijk wezen
de onregelmatige verdeeling van de kogels in den versprei
dingskegel, die het gevolg is van de constructie van het pro
jectiel, in rekening te brengen, maar evenmin gaat het aan
dan maar te veronderstellen dat de kogels allemaal met juist
bv. een meter afstand van elkaar over den cirkel R verspreid
liggen. Dit is de vereenvoudiging wel wat te ver gevoerd.
Het meest de werkelijkheid overeenkomende is de veron
derstelling, dat één punt van de cirkel R evenveel kans heeft
door een kogel getroffen te worden als een ander punt, d.w.
z. dat de kogels „willekeurig" zijn verdeeld, (dit in tegenstel
ling van de veronderstelling dat ze „regelmatig" verdeeld
zouden zijn.) Met behulp van de waarschijnlijkheidsrekening
kan dan worden uitgemaakt hoeveel doeleenheden de meeste
kans hebben te worden getroffen.
Beschouwen we nu eerst de formules van den majoor de
Giorgi. De trefïerdichtheid kan worden voorgesteld door de
gelijkheid
waarin D de trefferdichtheid en k het aantal vulkogeltjes van
de granaatkartets voorstelt. Is het doel f M2 groot, dan is
D2 D X „kR, f-(5)
de relatieve trefferdichtheid voor dit doeloppervlak.
Yan het springpunt gerekend slaat de eerste kogel neer in
het punt
X, H cotg (s -~)(6)
daarna neemt de trefferdichtheid af tot de plaats
X2 VÏJi h tg e(7)
tg j%_ cos e n
waar Dr l is af. Volgens deze theorie worden dus alle
584
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
2