bezielden, zij reeds dadelijk zouden beseffen, dat het artikel zóó en niet anders kon zijn. Alvorens Actief in zijn beschouwingen te volgen, willen we eerst aangeven, welk standpunt door ons wordt ingenomen. Wij vinden in de militaire huishouding ook niet alles bo tertje tot den boomwij lijden niet aan autoriteitsvergoding en hebben ons nimmer afgodsbeelden van eer, plicht en ge weten gemaakt. Maar wij hebben niet het vertrouwen in onze chefs verloren. Onze ondervinding naast die van Actief stellende, zouden we willen verklaren in onze chefs menschen te zien; dat wil dus zeggen, dat zij hun feilen en gebreken kunnen hebben,dat zij kunnen mistasten, maar dat in hen, wat we ook zoo gaarne in ons zelf erkend willen hebben, het goede overheerschend is. J)at ook een chef kan mistasten, iedereen zal het erkennen, daarvan legt het behandelde onderwerp getuigenis af, want daarin worden de middelen aangegeven, om dat mistasten in zijn gevolgen te redresseeren. We hopen, dat het den lezer duidelijk moge zijn, welk verschil er, naar onze meening, tusschen Actief en ons bestaat. En thans het opstel nader bekeken. Na de inleiding begint S. met te verklaren, dat de inhoud van Staatsblad 278 hem volstrekt niet bevredigde, ja geheel niet aanstond, en dat hij vreest, dat de officieren nu nog verder van het recht afstaan dan ooit te voren. Allereerst worden daarop behandeld de artikelen 3 en 4 van het voorschrift betreffende de beoordeelingslijsten. Zoo in het voorbijgaan merkt Actief op, dat het van zelf spreekt, dat een beoordeelende chef handelt volgens eer, plicht en ge weten en meent daarom uit de opname dier woorden te moe ten afleiden, dat er vroeger wel eens iets gebeurd moet zijn, waardoor het noodig werd de beoordeelaars daarop thans te wijzen. Een eigenaardige conclusie. Is het eigenlijk ook niet van zelf sprekend, dat hoogere autoriteiten geenerlei invloed mogen uitoefenen op de door ondergeschikten uit te brengen beoordeelingen S. stelt hierbij echter een andere vraag, n. 1. of dit niet op zijdelingsche wijze toch geschieden zal, en maakt, om de INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT '601

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 623