vooral op wijzen, dat S. bij zijn aanhaling van 28 (1) niet de laatste zinsnede had moeten weglaten. Deze toch luidt: Dit (ongunstig) oordeel zal steeds duidelijk en goed gemoti veerd moeten zijn, zoodat de beoordeelde volledig is ingelicht, terwijl tot staving van het oordeel geen feiten van onder geschikt belang behooren te worden aangevoerd. Wordt daardoor het gevaar, dat Actief meent te zien in het toelaten van een oordeel, gebaseerd op een overtuiging, welk op goede gronden berust, niet denkbeeldig? Ons lijkt de deur, waardoor de ongerechtigheden kunnen binnen komen, niet zoo erg ver geopend en bovendien is het met die ééne deur nog niet afgeloopen. Er zijn nog meerdere deuren, welke achtereenvolgens moeten worden gepasseerd. En we mogen toch niet aannemen, dat ook die zullen open staan, wanneer de eerste open mocht zijn, tenzij men weel bij alle deurwachters bepaald opzet veronderstelt. En hiermede stapt S. van het eigenlijke voorschrift af, om over te gaan tot de Commissiën van Onderzoek. Actief be gint met de bespreking van 30 (1) en noemt het een ge lukkig denkbeeld, dat thans ter kennisse van den beoordeelde wordt gebracht, door welke autoriteiten de ongunstige aan- teekeningen in de beoordeeling werden opgenomen. Door een voorbeeld uit vroegereu tijd wordt deze verbetering toegelicht. We kunnen dat voorbeeld achterwege laten, maar willen toch gaarne daaruit een paar zinsneden aanhalen, n. 1. deze: „Vroeger wist men nooit uit welks koker de aantijging kwamen „Thans, bij richtige opvolging van het voorschrift, is die geheimzinnigheid opgeheven." Elke ongunstige aanteekening wordt reeds bij voorbaat aantijging genoemd en of het nieuwe voorschrift behoorlijk zal worden opgevolgd, schijnt nog aan twijfel onderhevig te zijn. Maar hoofdzaak blijft, dat Actief in het nieuwe voorschrift een gelukkig denkbeeld heeft ontwaard. S. tracht evenwel ook daarbij in de lijn te blijven en oppert het vermoeden, dat deze bepaling mogelijk een slip-of the-pen is geweest. Zoo maar een heele alinea, die toch goed in elkaar zit, welke daar eventjes uit de pen slipt. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 603

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 625