het Dep. van Oorlog, die aan de Commissie wordt toegevoegd.
Wat met de toevoeging van deze autoriteit, die slechts een
adviseerende, geen beslissende, x) stem heeft, wordt bedoeld
is Actief niet duidelijk; waarop hij dan laat volgen: „doch
in ieder geval wordt hierdoor een invloed geschapen, die uit den
booze is." Hieruit zouden we haast opmaken, dat het S. wel
duidelijk is.
We kunnen uit dit gedeelte niet alles aanhalen, maar willen
nog slechts vermelden, wat S. schrijft over 32 (2), luidende
Zij (de commissie) is mede bevoegd alle door haar gewenschte
personen behoorende tot het Leger en het Departement van
Oorlog schriftelijk te hooren. Of nu aan de wenschen van
den reclamant, om andere door liem aangewezen personen
te zijner verlichting te hooren, zal worden voldaan, daar
hoort of leest men niets van, zoo merkt S. op.
De ongunstig beoordeelde, zal, als hij zich te zijner verde
diging op het getuigenis van personen kan beroepen, deze
toch wel in zijn memorie vermelden. En moeilijk is aan te
nemen, dat de Commissie dat alles zal negeeren.
In het volgende punt, 33 (abusievelijk vermeldt het
Courantenartikel 32), meent Actief een positief uitgespro
ken wantrouwen tegenover een nieuw opgetreden wapenchef
aan te treffen.
Wat is hier de zaak? Een nieuw opgetreden wapenchef
moet ingevolge 9 (6) zoo spoedig mogelijk een zelfstandig
oordeel over de geschiktheid tot bevordering uitspreken, en
wanneer dat oordeel niet gelijkluidend is met dat van zijn
voorganger, dan zal hij zulks bij nota aan den Leger-Com-
mandant toelichten. In verband hiermede bevat 33 (1) de
bepaling dat, indien een ongunstig oordeel is gewijzigd in
een gunstig de betrekkelijke nota in handen wordt gesteld
der reeds genoemde Commissie, maar alleen dan, wanneer
die Commissie omtrent het ongunstig oordeel reeds is gehoord,
m. a. w. wanneer de beoordeelde reeds gereclameerd heeft
en zijn reclame ongegrond bevonden is.
Wij kunnen ons voorstellen, dat een wapenchef, zonder
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
607
1) En de Commissie in haar geheel is adviseerend.