624 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT Het is waar, we stonden toen nog niet zoo in het teeken der nachtelijke oefeningen, maar vinden het toch hoogst merkwaardig, wat S. hier als vermoedelijke reden van den vertraagden afmarsch aangeeft, n.l. dat de Bat. Commdt. tegen den nachtmarsch met zijn nadeelen zou hebben opgezien, ook omdat de troep daarop niet voor bereid was, en hij vreesde voor groote verwarring, als hij in de duis ternis liet alarmeeren. Een volgend opstel zal ons doen zien hoe juist in dien nacht de overvalling werd uitgevoerd. Yan de hand van den le Luitt. der Cav. A.P. Wirix is een opstel, getiteld „Verdeelde of bijeengehouden voorhoede-cavalerie. In dit op stel behandelt S. het gebruik van de voorhoede cavalerie, zooals dit is aangegeven in de 171, 175 en 177 VV. (Wij verwijzen ter zake naar 70, 71 en 73 L.B V.) S. wenscht een eenhoofdige leiding der voor hoede-cavalerie, zoodanig, dat de afdeeling op een gegeven oogenblik in de hand is van haren Commandant. Het indeelen van afzonderlijke cavaleriepatrouilles bij zijtroepen enz. vindt daarom afkeuring. We vermelden voorts n-og „Een houwitser-Artilleriovoorschrift" door Luit. K. E. Oudendijk, „Plaatsaanduidingen en merken" door den Waterbouwkundige M. C. Koole, terwijl de Luitenant Ten Broeke Hoekstra „Velddienstopgave Ho. II" opgeeft. De Militaire Spectator 1911 No 4. De le Luit. Adj. D van den Berg vervolgt zijn opstel „Het hoofdaanvalsfront van Port-Arthur en zijne nabij verdediging. In dit gedeelte wordt de laatste periode der stormenderhandsche aanvallen besproken en een begin gemaakt met de behandeling der stelselma tige aanvalswijze, waartoe door de Japanners in den krijgsraad van 25 Augustus werd besloten. De kustverdediging und keïn Ende. Ook deze aflevering bevat weer een zeer uitvoerig artikel over deze aangelegenheid. Het is getiteld. „Eenige opmerkingen naar aanleiding van de artikelen van den Kapitein der Artillerie J. L. Banneft in de Militaire Spectator, onder het hoofd: Herbewapening onzer kustforten," enz. In de afleveringen 2 en 3 van dezen jaargang van dit tijdschrift spraken we reeds ovei bedoelde artikelen, in het eerste waarvan de de Kapitein Ranneft vooral wees op de weinige deugdelijkheid der motieven, welke voor den overgang der kustverdediging naar de Marine waren aangevoerd. Het was te voozien, dat in deze kwestie hier en daar kleine gevoelig- heidjes zouden worden opgewekt, wat, naar het oordeel der Redactie van den Militairen Spectator, ook hier het geval is. De schrijver, de luit. ter zee le kl. L. J. Quant, tracht in het vermelde artikel het betoog van don kap. Ranneft te ontzenuwer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 646