Geheimzinnigheid, 68 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT In een van de vergaderingen van de Indische Krijgskundige Veree- niging, vestigde de heer Kerremans de aandacht op de verregaande onwetendheid, die bij verreweg het gros onzer officieren bestaat, om trent de maatregelen, die genomen zijn, om de Nederlandsch Oost Indi sche Bezittingen eventueel te verdedigen tegen aanvallen van buiten. Daar die onwetendheid, welke tot mismoedigheid leidt waar vertrouwen moet bestaan, hare oorzaak grootendeels vindt in een te groote geheim zinnigheid, is het wellicht niet ondienstig de volgende persbeschouwing uit het algemeen Handelsblad van 19 October 1910 (Avondblad, derde blad) in haar geheel over te nemen. Mutatis mutandis gelden de woor den van een autoriteit als Generaal Eland in vele opzichten ook voor Nederlandsch Indië. Geheimhouding van militaire zaken. In „Het Vad." merkt de heer Eland op, dat naar hij vernam velen verwonderd zijn over zijn voorstel om het Verslag der Staatscommissie 1904 in zake samenwerking betreffende de kust verdediging openbaar te maken, of althans een exemplaar van dat verslag aan elk Kamerlid uit te reiken. Daarom wil hij in het openbaar uiteenzetten, waarom hij geheimhouding afkeurt als nutteloos en nadeelig. Vooraf merkt hij naar aanleiding van de bewering van den voorzitter der Tweede Kamer, dat het verstrekken van een exem plaar aan elk Kamerlid gelijk zou staan met publicatie, op: „Met allen eerbied voor die meening van onzen hooggeachten voorzitter mag ik niet nalaten, op te merken, dat dit argument toch eigenlijk geen steek houdt. Zijn er namelijk Kamerleden, die zaken uit geheime Kamerstukken willen publiek maken, dan kunnen zij dit doen, onverschillig of er een exemplaar in hun schrijftafel ligt, dan wel of er één of meer ter hunner kennisne ming op de Griffie aanwezig zijn." Vooreerst wijst de heer Eland er op, waarom geheimhouding nutteloos is. Er zijn nl. middelen genoeg, die gebruikt worden om te weten te komen wat men wil. „Het eerste middel is bestudeering der boeken, die bij het mili taire onderwijs in het vreemde land worden gebruikt; het tweede middel is kennis te nemen van de artikelen in bladen en tijd schriften. Met een verstandig gebruik van de hier verstrekte gegevens komt men al heel ver. „Het derde hulpmiddel is: verkenning van die verdedigingsmid delen. Ik heb onomstootelijke bewijzen in handen en zal die toonen aan mijne daarin belangstellende medeleden der Kamer bij de bespreking in de sectie waarvan ik deel uitmaak, zoomede in de geheime mondelinge beraadslaging dat dergelijke verkenningen van Fransche vestingen, door of vanwege Duitschland, plaats heb ben gehad kort voor den Fransch-Duitschen oorlog van 1870. Geen ruwe schetsen, maar uitgewerkte plannen, verscheidene met de profielen der werken, zoodat zij uitnemend materiaal vormden voor hen, die met den aanval op die vestingen zouden worden belast."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 80