72
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
De aan het geschut te stellen tactische eischen.
De hoofdreden, dat wij ons op eene systematische behandeling van
het geschut in questie toelegden, is de voorop gestelde eisch, de In
fanterie in den strijd tegen schildkanon en machinegeweer geheel op
eigen beenen te doen staan, opdat haar daardoor de van ouds be
proefde aanvalskracht ook tegenover de hedendaagsche strijdmiddelen
ten volle verzekerd wordt.
AI zal dus de Bataljons-artillerie in de eerste plaats geconstrueerd
worden tot bereiking van het hierboven aangegevene, zoo mag en kan
het natuurlijk aan geen twijfel onderhevig zijn, dat dit geschut ook
tot oplossing van andere strijdopdrachten geschikt is te maken.
Hoofdtaak.
Wat betreft de questie van het bestrijden der schildenzoo moeten
de tactische eischen met het oog op de schootsverheid, op het door
slagvermogen en verder op de vuursnelheid, worden vastgesteld.
Schootsverheid. Met het oog op een juist schot van het veldstuk wer
den de afstanden tusschen 2000 en 3000 M. beschouwd als dezulke,
waarop toekomstige artillerieduels tot eene werkelijke beslissing geraken.
Er is geen enkele reden voorhanden om van het ontwerpgeschut
méér, d.w.z. eene grootere schootsverheid, te verlangen. Vóór alles
is immers dit geschut voor Infanteriegeschut bestemd, dus daarvoor
geroepen, om in nauwe samenwerking met de Infanterie, voor deze
den weg te banen tegen de vijandelijke kanonnen en machine-ge
weren achter schilden. Het ware aanvalswerk der Infanterie begint
echter juist in deze zóne van 2000 tot 3000 M. Op deze afstanden
worden ook allengs de vijandelijke strijdmiddelen beter zichtbaar,
maar ook juist recht gevaarlijk.
Zoowel de Artillerie van den aanvaller, alsook in het bizonder die
van den verdediger, heeft met het tijdstip van het beslissende voor
waarts gaan der Infanterie rekening te houden, van eene te ver door
gevoerde benutting der dekkingen af te zien en nu meer uitsluitend
tot direct vuur over te gaan, zich daardoor echter ook bloot te stellen
aan de werking der vijandelijke strijdmiddelen. Op dit moment, dat
is dus op afstanden kleiner dan 30C0 M., moet men alzoo van de
uitwerking van het Infanteriegeschut gebruik maken.
Eene vergrooting der grenzen met den afstand, waarop goede uit
werking wordt verkregen, zou slechts het gewicht van kanon en mu
nitie aanmerkelijk vermeerderen, zonder dat daardoor een bizonder
voordeel zou zijn verkregen. Het constateeren, en wel het nauw
keurig constateeren der doelen, de waarneming der schoten en hunne
uitwerking, evenals ten slotte de geheele methode van schieten, zou
op de afstanden boven 3000 M. zeer moeilijk en ingewikkeld worden.
Yergrooting der schootsverheid is dus nu en in de naaste toekomst
niet gegrond op redenen van tactische noodzakelijkheid
Uitwerking (doorslagvermogen). Dc heden ingevoerde stalen schil
den hebben eene dikte van 47 m.M. bij een gewicht van 80—120
K.G. bij de kanonnen en van 3040 KG. bij het machinegeweer. Ge
lukt het, het doorboringsvermogen der Infanterieprojectielen dermate