INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 77 Kaliberquestie. Volgens de Kruppsche formule doorboort een goed pantserprojectiel per meterton energiebelasting op de vierkante centi meter een staalplaat van bijna 60 m.M. Van het ontwerpgeschut wordt op 3000 M. afstand een doorboringsvermogen van 10 m.M. geëischt. Om dit te kunnen vergen, moet het projectiel op den afstand van 3000 M. nog over eene levende kracht beschikken van 10/60 0,166 t. of rond 167 K G. M. per vierkante centimeter. Een 0.5 K. Gr. zwaar, in doorsnede 8 c.M.2 (r= 1,6 c.M.) metend projectiel zou dus op den genoemden afstand eene levende kracht van 8 X 167 1336 K. G. M. en dus volgens de formule E -p v2, eene eindsnelheid van 2g V300() 228 M. eischen. Om deze eindsnelheid te bereiken, moet aan het projectiel eene aanvangssnelheid verleend worden van circa 750 tot 800 M., waarmede dus ook reeds de maximum-grens is bereikt, die met de tegenwoordige buskruitsoorten is te verkrijgen. Zoo men trachtte het projectiel lichter dan 0,5 K.G. te eonstrueeren, dan zou men van te voren reeds bemerken groote bezwaren te ont moeten, n. 1. om verzekerd te zijn van de vereischte groote aanvang-, respectievelijk eindsnelheid. Zoo zou bijv. een 0,35 K.G. zwaar projectiel met 6 c.M 3 (r:=.l,4 c.M.) doorsnede een eindsnelheid eischen van Vgooor=237 M. Om echter deze niet bijzonder veel grootere eindsnelheid te krijgen, zou aan het ongeveer 1 /3 lichter geworden projectiel een aanvangsnelheid van minstens 900 M. moeten worden verleend. Steeds zal ernaar gestreefd moeten worden om in het belang van eene mogelijke ver meerdering van het aantal schoten bij een gegeven totaal gewicht aan munitie, eene vermindering van het gewicht van het enkele projectiel te verkrijgen. Blijft men bij het projectielgewicht van 0,5 K.G. als bovenste grens, dan laat zich met een kaliber van 3,2 c.M. (8 c M3 doorsnede een gunstiger en doelmatiger projectiel eonstrueeren. Bij een ruim voldoend schijnende wanddikte van 6 m M. zou het projectiel eene lengte van circa 3,5 kaliber krijgen en zou hierbij eene nolle ruimte van ongeveer 30 c.MA, dit is dus voor eene springlading van circa 25 G. amonal, bespaard worden. Deze springlading met een stof die een witte rook verspreidt waarborgt aan den eenen kant nog voldoende springwerkingaan den anderen kant zou ook de mogelijkheid tot waarneming van het enkele schot tot op afstanden van 3000 M. toereikend blijken te zijn. Men behoeft overigens, in het bizonder bij ongunstige waarnemings omstandigheden, niet te aarzelen, niet de springwolk van een enkel schot, maar de rookwolken van eene in automatisch vuur afgegeven geheele groep van 3.5 schoten ten grondslag te leggen aan het inschieten. Alles bij elkaar schijnt zich een kaliber van 3,2 c.M., met een pro jectiel gewicht van een halve K.G. wel te eigenen, om tot grondslag te dienen aan eene projectiel-, respectievelijk geschutconstructie, die rekening houdt met den tegenwoordlgen stand der techniek en de voor opgestelde tactische eischen Kanonconstructie. Om aan den belangrijken eisch van circa 800 M. aanvangsnelheid te voldoen, kan de lengte van het kanon nauwelijks

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 89