722
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
Yoorts kreeg de officier van het 20e Regiment, die de twee batal
jons had vergezeld, die aan de 15e Brigade waren geleend, toen hij
bevond, dat zijne manschappen niet bepaald noodig waren en op het
hooren van het Russische geweervuur, toestemming om met één ba
taljon ter ondersteuning van de 8e Brigade op te rukken.
Ten slotte veranderde de divisie-reserve ook van directie, en bereikte
bij den marsch naar Sankuaishihshan een punt tusschen de twee toppen,
aldus het interval tusschen de 8e en de 20e Brigade vullende.
Vijftien bataljons attakeerden dus op een front van omstreeks 1200
M. De Russen vochten, hoewel in sterkte overtroffen, hevig voor hunne
positie en behielden het dorp tot het aanbreken van den dag.
De belangrijkheid van nachtgevechten wordt in het algemeen erkend;
de moeilijkheden eraan verbonden zijn misschien aangetoond in de
aangehaalde voorbedden. Er blijft nog over aan te geven, hoe zulke
moeilijkheden te overwinnen.
Men zegt, dat gewoonte onverschilligheid wekt, en of dit al waar is
of niet, zeker is het, dat het menschelijke gemoed ondernemingen, die
er nog vreemd voor zijn, met een denkbeeldig gevaar omringt, terwijl
gewoonte het gevaar voor de helft van zijne verschrikkingen berooft.
Het schijnt dus, dat indien alle rangen gewoon zijn aan nachtelijk
werk, de nachtelijke operaties, alhoewel ze nimmer gemakkelijk zullen
zijn, een deel, zoo niet veel van het gevaarlijke daaraan verbonden,
zullen verliezen.
Daarom wordt aangegeven, dat nachtelijke operaties, zoowel van
groote als van kleine troepenmachten, als regel beoefend moeten wor
den, en wel om de troepen er vertrouwd mee te maken, want ver
trouwen is de halve veldslag; veelvuldige beoefening bij nachtzalalle
gecompliceerde gevallen van nachtelijk werk mogelijk maken, zoodat
ze aan de hand van inlichtingen, aanvoering, verkenning, gebruik en
opruiming van hindernissen, zoeklichten, enz. bestudeerd en verklaard
moeten worden.
t. D.
Un. serv. inst. of India.
10—1910.