Een daad nan piëteit. 730 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT werk wordt aangevat, dat zoowel liet land, als de indische maatschap pij en den soldaat tot zegen zal zijn De verheffing van den indischen soldaat. W. A. Pénard, iste luitenant. Luitenant Tismeer, die op West Nieuw Guinea exploratie-arbeid verricht heeft, had vermeldt het T. v. li. Aardr. Gen. de piëteit, bij Lobo, aan de Tritonbaai, te zoeken naar de overbijfselen van het fort Du Bus, welks oprichting een poging beteekende van den tusschen 1825 1830 als comm. generaal in Ned. Indië opgetreden Du Bus de Gisignies, om op N. Guinea vasten voet te krijgen, een poging, die tengevolge van het klimaat mislukte. „Voor mijn vertrek naar Lobo had ik mij op de hoogte gesteld van de geschiedenis van het Fort Du Bus, en het was met een gevoel van nieuwsgierigheid gemengd met piëteit, dat ik de historische plek betrad, waar ruim tachtig jaar geleden de eerste nederlandsche vestiging op Nieuw-Guinea was gesticht. „Doordat ik door toevallige omstandigheden langer te Lobo moest vertoeven dan in mijne bedoeling lag, werd ik daardoor tevens in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of er misschien nog zichtbare sporen van het fort overgebleven zouden zijn. „Voor de eigenlijke nederzetting steekt in zee een circa vijftig meter lange steenen pier uit. Hoewel voor een groot deel onder het zand bedolven, wijst de regelmatige plaatsing der steenen op het werk van menschen. Geen Alfoer zou ooit een dergelijk werk ondernemen, zoo dat men gerust kan aannemen, dat hier onder europeesche leiding gearbeid is. In het verlengde van dat steenen landingshoofd werd nu de rimboe opengekapt en weldra een aarden, cirkelvormig bastion bloot gelegd. Ook het beloop der wallen teekende zich duidelijk op het terrein af. Dicht bij bet bastion lag het steenen fundament van een klein huis. De muren waren omgevallen. Hoewel de omtrek ijverig afgezocht werd en voornamelijk uitgekeken naar graven of grafsteenen, werd niets meer gevonden. De rimboe had sedert lang hare rechten hernomen en alles met een groen kleed overdekt. „Dit is dus alles, wat er overgebleven is van de eerste poging om het nederlandsch gezag in Nieuw Guinea blijvend te vestigen. „Ik zal niet uitweiden over de ellende, die er gedurende die acht jaren in het fort Du Bus heeft geheerscht, noch over den heldenmoed daar betoond. Het verhaal van den kolonel Haga („Nederlandsch-Nieuw Guinea en Papoesche eilanden") spreekt in al zijne soberheid duidelijk genoeg. Het wil mij voorkomen, dat dit alles langzamerhand in het vergeetboek is geraakt. Ik geloof dan ook dat het geen overbodige luxe zoude zijn, om een eenvoudig gedenkteeken op te richten op de plek waar eenmaal de dappere handhavers van het nederlandsch gezag hun plicht hebben gedaan, kampende met moeilijkheden, die wij in deze moderne tijden nauwelijks meer kunnen beseffen." (N. S. C. 20—6 '11).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 112