732 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT Vandaar, dat ik eens heb trachten te 'weten te komen, wat door ons legerbestuur, en yoor ons leger, ten deze gedaan wordt. Er zijn drie officieren gesteld in het genot van een jaar verlof met behoud van traktement, om het vliegen te kunnen leeren. Het zijn: de tweede luitenant L. F. E. Coblijn, die zich oefent te St. Job in het Goor bij Antwerpen; de eerste luitenant W. C. J. Versteegh, die zich te Wiener Keustadt oefent; de eerste luitenant J. Visser, die eenige oefeningen heeft meegemaakt te St. Job in het Goor en zich nu verder gaat be kwamen bij de N. V. „Eerste Nederlandsche Vliegvereeniging" te Breda. Deze drie heeren genieten, buiten hun traktement, geen enkele bijzon dere toelage. Aan den anderen kant is hun door het Departement van Oorlog ook geen andere voorwaarde gesteld dan dat zij zich na afloop van hun vliegleertjjd, gedurende een zeker aantal jaren als officier-vlieger of reserve-officier-vlieger ter beschikking van het le gerbestuur moeten stellen. De eerste luitenant C. Gordijn heeft ook verlof met behoud van traktement genoten en wel voor het vervaardigen van een door hem ontworpen vliegmachine. Ka afloop van dit verlof heeft hij er nog een half jaar bij gekregen om -de volgorde is wel wat wonderlijk! het vliegen te leeren, en wel met een eigen toestel, op een terrein te Amersfoort. Voegt men daar nog bij, dat den eersten luitenant F. A. Van Heyst eveneens verlof met behoud van traktement is verleend voor het vervaardigen van een door hem ontworpen zweeftuig, dan heeft men alles opgesomd, wat, voor zoover ik kon nagaan, door het legerbestuur in zake vliegen tot dusver gedaan is. Geld uitgegeven voor vliegdoeleinden heeft het legerbestuur, voor zooveel ik weet, tot op heden heelemaal niet. Wel heeft de N. V. „Rotterdamsehe vliegvereeniging" een vliegmachine met bestuurder voor gebruik tijdens de manoeuvres beschikbaar gesteld, maar zij deed dit zonder kosten voor het rijk, en de beschikking, welke het leger bestuur heeft over den vliegenier Lütge met zijn machine, kost het rijk evenmin iets. Hoezeer dus blijkt, dat aan de militaire aviatiek ook ten onzent aan dacht geschonken is, is toch de vraag niet ongewettigd of er in de toekomst geen andere maatregelen noodig zullen blijken. Te prijzen valt de persoonlijke offervaardigheid der H. H. vliegeniers, die alles zelf bekostigen, daarentegen ook de meest volkomen vrij heid genieten om zich te oefenen waar zij wenschen.maar op den duur zal dit toch wel niet voldoende zijn, al was het alleen maar om dat men zoodoende uitsluitend aangewezen is op de bereidwilligheid van gefortuneerde personen. Echter verneem ik, dat het door den heer Jochems aangeboden be stuurbaar luchtschip door den minister van Oorlog is aanvaard en dat dit luchtvaartuig dezer dagen hier te lande zal arriveeren. Hiermede is een eerste stap gezet op een weg, waarop het Neder- landsche legerbestuur wel niet zal kunnen blijven stilstaan, maar steeds meerdere schreden zal moeten zetten, ook al zal dat met het maken van onkosten gepaard gaan. (Loc. 22/6'! 1.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 114