leiding betreft, belangiijk in meening verschillen met den
anderen, terwijl ook de individueele aanleg der instructeurs
daarop grooten invloed zal uitoefenen.
Eene uniforme opleiding is dan ook verre te verkiezen.
ad. 2. Voor het geven van instructie, vooral voor den hoog-
sten en belangrijksten rang van onderofficier, die ons leger kent,
behoort eene geschiktheid, die niet allen officieren eigen is.
Gewoonlijk wordt een instructeur onder de luitenants
gezocht.
Bij vele korpsen zal de commandant, nood gedwongen, een
jong luitenant moeten aanwijzen, die noch de noodige ervaring
te velde, noch die van den dienst in het vredesgarnizoen bezit.
ad. 3e. Het examen voor onderluitenant wordt thans bij
de verschillende korpsen afgenomen onder toezicht van den
Korpscommandant, door eene commissie van een kapitein
en twee luitenants.
Hoewel de eischen zijn vastgesteld bij A.O. 1909 No. 2.
Bijlage A., is deze toestand uit een billijkheidsoogpunt
tegenover de candidaten niet gewenscht.
Immers, de onderscheidene commissies zullen verschil
lende vragen stellen. Bij de eene commissie zal het examen
moeilijker af te leggen zijn dan bij de andere, zelfs al wordt
er zooveel mogelijk naar gelijkmatigheid gestreefd.
De individueele opvattingen, zoowel van examinatoren, als
van den Korpscommandant immers, zullen van grooten invloed
op het afnemen van het examen zijn en bij verschillende korpsen
zullen in geringe of belangrijke mate daarin verschillen
optreden.
Dit is onbillijk tegenover de examinandi en deze onbillijk
heid is alleen te ondervangen door het afnemen van het exa
men door eene commissie.
ad. 4e Doordat de bij de korpsen in opleiding zijnde adspi-
ranten aan overplaatsing naar een ander garnizoen onderhevig
zijn, wordt vaak de opleiding van veel belovende adspiranten
onderbroken, ja, zelfs bij een overplaatsing te velde geheel
gestaakt.
De vruchten der voorafgegane, gedeeltelijke opleiding gaan
daardoor voor het grootste deel verloren.
740
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT