Deze cursus zou 6 maanden moeten duren en theoretisch
alles moeten omvatten, wat volgens de bestaande A. O. wordt
geëischt, terwijl in de toekomst, die eischen nog wel wat
zouden kunnen worden opgevoerd.
Hoewel zoowel de praktische als de theoretische vor
ming van de adspiranten geheel onder de leiding en het toe
zicht van den directeur der Militaire School zouden moeten
blijven berusten, zoude toch de praktische opleiding bij een
der inf. korpsen in het garnizoen moeten plaats hebben, daar
de geringe troepensterkte der Militaire School de praktische
opleiding in vele opzichten onmogelijk maakt.
In verband hiermede, zouden de adspiranten bij het bataljon,
waarbij hunne opleiding op praktisch gebied plaats heeft, in
subsistentie moeten worden opgenomen.
De directeur der Militaire School zou omtrent de praktische
opleiding dus in overleg moeten treden met den Korpscom
mandant, die van eene betrekkelijke instructie zou moeten
worden voorzien.
De opleiding op de Militaire school heft niet alleen boven
aangegeven nadeelen op, maar heeft daarboven het voordeel,
dat men in de keuze van de op te leiden adspiranten kies
keuriger zal kunnen zijn.
Thans toch wordt ieder eenigszins goed onderofficier, aan
het sergeant-majoors examen voldaan hebbende en verder
aan de eischen bij A. O. No. 2 van 1909 voldoende, die daar
toe zijn verlangen te kennen geeft, voor onderluitenant opge
leid.
Veel meer personen leggen het examen af dan met moge
lijkheid ooit kunnen worden aangesteld.
Velen, later ongeschikt blijkende, bereiken daardoor den
onderluitenantsrang, terwijl daardoor de zeer geschikten niet
kunnen worden uitgezocht, wat toch noodig is.
Door een vóórexamen voor den onderluitenantscursus bij
de korpsen te doen afnemen op één en denzelfden dag en op
vragen door den directeur der Militaire School op te maken,
is men in staat uit de uitslagen der examens, voor het ge-
heele leger de meest geschikte candidaten te kiezen.
Dit voorexamen, waartoe alleen zij kunnen worden toege-
742
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT