tusschen raarcheereDde troepenafdeelingen. Ten slotte zij nog
gewezen op het groote nut van den hond door 't zoeken van
gewonden, welke 't zij door de duisternis, 't zij door 't be
dekte terrein (zwaar gewonden, die op 't punt zijn hun be
wustzijn te verliezen, schijnen de neiging te hebben zich te
verbergen) aan de nasporingen van het personeel der ambu
lance zouden blijven onttrokken, 't Schijnt mij toe dat velen
alleen al voor dezen Roode-kruishond veel zullen gevoelen
en wanneer men bedenkt, dat de africhting wel de een
voudigste is, mag men verwachten, dat binnen niet al te lan
gen tijd verschillende officieren en mindere Europeesche mili
tairen hunne krachten hierop eens zullen beproeven.
Nu rijst de vraag: heeft men voor de verschillende onder-
deelen verschillende honden noodig, m. a. w. is een, laten
we zeggen „universeele diensthond," die op zijn beurt zoo
wel als oorlogshond tegen I. V. als tegen B.V. tevens als
ambulancehond kan optreden, bestaanbaar? Volgens Kessler
l) en Jhr. Meijer 2) niet.
Dit is echter onjuistEen goed afgerichte diensthond kan
zich van alle bovengenoemde opdrachten kwijten. Men bedenke
echter wel, dat niet elke hond, zelfs in handen van den besten
dresseur het zóó ver brengt. Dat is trouwens ook niet noodig.
Men beginne zijn hond die dingen te leeren, waarvan men
voor de praktijk de meeste voordeelen verwacht, een logische
opvolging der verschillende handelingen in achtnemend.
Wordt vervolgd.)
G. J. Tijmstra.
2e Luitenant der Infanterie.
758
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
1) Schrijver van. „De Africhting v. d Politiehond, den Ambulance- en den
Oorlogshond."
2) Schrijver van: Roode-Kruishond en Oorlogshond voorzitter van de Ne-
derlandsche Vereeniging voor Roode-Kruishonden.