Eene uon [Doltke'sche uerdedlging
Dan onzen Archipel.
Den hoofdinhoud van dit opstel heb ik in enkele woorden
samengeperst in de hoop daardoor uwe belangstelling te wek
ken voor een onderwerp, dat wel niet meer de bekoring heeft
van het nieuwe, maar niettemin eene eerste plaats inneemt
onder de militaire vraagstukken. Ik vlei me volstrekt niet met
de meening, dat de door mij voorgestane denkbeelden al de
moeilijkheden uit den weg zullen ruimen, die noodzakelijkerwijs
verbonden zijn aan de verdediging van een groot eilandenrijk
door eene kleine natie. Maar wel hoop ik, dat mijn pleidooi
er een steentje toe zal bijdragen om het gebouw der landsde-
fensie op hechten grondslag te vestigen en daardoor tevens
meer vertrouwen te brengen bij hen, die misschien nog een
maal geroepen zullen worden om met behulp van dat gebouw
den vreemden indringer van Insulinde's kusten af te houden.
Want ik weet, dat er met betrekking tot onze defensie
tegen eenen B. V. nog bij zoo velen moedeloosheid heerscht.
Te lang heb ik zelf behoord tot de pessimisten in zake
Het fundament van ons verdedigings
stelsel behoort te zijn de offensieve geest
van het leger, zich openbarend in een on
middellijk aangrijpen van den landenden
B. V. In verband hiermee is het gewenscht,
dat in groote trekken de wijze van verde
digen gemeen goed zij van het geheele le
ger.
Ook kan het volstrekt geen kwaad, dat
het buitenland weet, dat wij bij elke lan
ding dadelijk ter plaatse zijn, om het betre
den van ons grondgebied met kracht af te
wijzen.
Geloof en vertrouwen van het leger in de
mogelijkheid eener afdoende verdediging
van ons eilandenrijk en eene verbetering on
zer levende strijdkrachten zullen voor de
defensie van meer belang zijn dan verster
kingen in het binnenland.
I. M. T. 52