In den ochtend van den 15en. September ten 6 uur v.m. kreeg hij van zijn Commandant de opdracht eene verkenning te gaan maken boven de vijandelijke stellingen. Na een tocht van vijf kwartier landde hij op een willekeurig bouwland op ongever 500 M. (landen en opstijgen op een willekeurig punt) van zijn Commandant en bracht hem een bericht omtrent de opstelling der vijandelijke troepen en de plaatsen van mar- cheerende afdeelingen, waarvan hij op zijn kaart vrij nauw keurig de colonne-lengte kon aangeven. Daar deze berichten den Commandant echter nog niet volledig genoeg waren, werd hem eene tweede verkenning opgedragen, om na te gaan waar de hoofdmacht zich bevond, 't Gelukte ditmaal de plaats vast te stellen, evenwel was 't door een plotseling opgekomen mist niet mogelijk uit te maken of deze troepen op marsch dan wel in rust waren. Eene derde verkenning door den zelfden persoon had plaats om vast te stellen, hoe de toe stand op 's vijands linkervleugel was. Nog vóór dat de troe pen in beweging werden gezet, was ook deze voltooid en kon dus van de verkregen gegevens partij worden getrokken. Ge durende deze verkenningen had hij steeds eene hoogte van 200 M. behouden en een afstand van 150 K. M. afgelegd. Als 3e verkenning noemen we een, verricht door den Luit. Sido en den Adjudant Ménard: Ontvangen bevel: Op te helderen den driehoek Grand Vil- liers, Crèvecoeur en Marseille le Petit. Gekozen route: Poix Equennes Grandvilliers Thieul- loy Fontaine Lasoganne Marseille le Petit Rothois Haute Epine Crèvecoeur le Grand Le Gallet Chaqueuse Les Renards Beaudéduit Somméreux Dargies Saint Romain Poix. Verzamelde Gegevens: 545 vertrek van Poix. 559 Hallay eene compagnie wielrijders. 559 Thieulloy 16 eskadrons cavalerie en 6 batterijen aan den Z. W: uitgang v/h. dorp. 65 Z. W. Rothois Aan den N. hoek van het bosch de Malmifet, eene compagnie infanterie en 2 batterijen Artillerie op marsch naar Marseille le Petit. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 787 I. M. T. 1911. 53

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 171