INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 797 hij een bericht brengt, zich reeds tactisch voelbaar heeft gemaakt. Daarbij komt nog, dat door de zooveel grootere dracht der vuurwapens de troepen veel eerder met elkaar in gevecht komen dan vroeger. Hierdoor wordt de opdracht van den ordonnans om den aanvoer der te bereiken, vóórdat het gevecht een aanvang neemt, veel moei lijker. Tot zooverre is alles echter nog overeenkomstig de werkelijk heid. Diezelfde factoren zullen zich ook in oorlogstijd doen gevoelen. Hu echter volgt het gevecht en dit speelt zich in korten tijd af, terwijl het in de werkelijkheid uren en uren zou duren. Wanneer men nu bedenkt, welke moeilijkheden de cavalerist te over winnen had om iets te kunnen zien, wat het melden waard is, en welke afstanden hij heeft moeten afleggen om zijn bericht aan den geadres seerden over te brengen dan zal men zich niet verwonderen, dat de weinige berichten over hetgeen men van den vijand heeft te weten kunnen komen, eerst aankomen als het gevecht al lang geëindigd is. Verder moet men daarbij ook nog bedenken, dat de ordonnans in onbekend terrein en, wanneer er „kriegsmiiszig" gemanoeuvreerd wordt, zonder kaart een meerdere moet opzoeken, wiens opstellingsplaats hij slechts bij benadering kent; dat er omwegen gemaakt moeten worden en dat er tijd verloren gaat, dat alles is toch zeer natuurlijk. Daar is niets aan te veranderen en daarom moeten de berichten te laat komen. Dat zelfde gebeurt ook bij de verkenning in het front. Zoodra de cavalerist te paard niet meer vooruit kan, zonder den vijand een niet te missen schijf aan te bieden, moet hij trachten te voet dichterbij te sluipen. In dergelijke gevallen moet de patrouille eerst een geschikte plaats opzoeken om de handpaarden veilig te kunnen achter laten, daarna moet zij voorzichtig vooruitsluipen, verkennen en terugkeeren. Daarna kan zij eerst het bericht overbrengen, dat wel niet anders zal kunnen luiden, dan dat de patrouille van die of die terreinafscheiding vuur ontvangen heeft. Gedurende al dien tijd is de eigen infanterie doorgemarcheerd en heeft zich ontwikkeld. Die infanterie was reeds in de buurt, toen de patrouille begon vooruit te sluipen, want anders zou ook de vijand niet reeds in het terrein opgelost en in stelling geweest zijn. Het zal herhaaldelijk gebeuren dat de infanterie voor waarts blijft gaan, terwijl de patrouille aan het sluipen is. Het is dan ook geen wonder, als de te voet terugkeerende patrouille in het be ginnende infanterie gevecht geraakt en met haar bericht veel te laat komt, als ze ten minste nog in de gelegenheid is iets te melden. Het is eigenlijk moeilijk te begrijpen, dat men iets anders verwachten kan. Toch zijn er nog officierendie van de Cavalerie bericht verlangen hoe sterk een dorp of een bosch bezet iswaar de vijandelijke reserves staan en dergelijke meer Wanneer zulke officieren in hooge be trekkingen komen en dan van de cavalerie het onmogelijke verlangen, brengen zij deze er licht toe niet overeenkomstig de werkelijkheid te handelen. Niet alleen wordt om aan de niet gerechtvaardigde eischen van den aanvoerder te voldoen, geen acht meer geslagen op het vijan delijk vuur, doch voor do verkenning en het overbrengen van de 1) Cursiveering van den vertaler.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 181