INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 799 de kritiek. Het is bovendien gemakkelijk om zich voor alle gemaakte fouten te beroepen op de slechte verkenning door de cavalerie en deze ook voor de eigen besluiteloosheid verantwoordelijk te stellen. In den oorlog ziet de zaak er echter anders uit. Dan kan men ten opzichte van den tegenstander slechts rekening houden met een zekeren waarschijnlijkheidsfactor, op grond van weinig talrijke en elkaar tegensprekende berichten, dan moet men nagenoeg geheel naar eigen inzicht handelen en toch zijn maatregelen zoo treffen dat men tegen alle omstandigheden is opgewassendan berust het handelen niet op een eenvoudige berekening van tijd, krachten en ruimte, maar op een instinctief militair oordeel, dat den tegenstander juist schat en onder alle omstandigheden het beslissende punt weet uit te vorschen. Dat is heel iets anders dan de gewone manoeuvre aanvoering, vooral in kleine verhoudingen. Gewennen wij onze aan voerders er aan om slechts op grond van volledige kennis omtrent den vijand te handelen, dan leiden wij hen niet op voor den oorlog en leeren hun een methode, die niets met de werkelijkheid gemeen heeft. Het is dus overeenkomstig de werkelijkheid en voor de opleiding van aanvoerders zeer doelmatig wanneer de tactische verkenning mis lukt en geen duidelijk beeld geeft van den toestand bij den vijand. De resultaten voor de verkenning zijn bij manoeuvres zelfs in het ongunstigste geval altijd nog veel beter dan in den oorlog, omdat gedurende de manoeuvres, niettegenstaande het streven naar werkelijk heid, toch nimmer de oorlogstoestand bereikt wordt: de patrouilles vechten niet inderdaad, ordonnansen worden doorgelaten om de paar den te sparen; er is geen vijandelijke bevolking waarmede men reke ning moet houden, iedere oude boerenvrouw wijst den weg, men rijdt tot dicht op de vijandelijke colonnes om de afdeelingen nauwkeurig te tellen; men schiet immers maar met losse patronen. Over gebrekkige verkenning moet men dus in vredestijd niet kla gen.^ Dat is natuurlijk geen reden om niet al het denkbare te doen teneinae een goede verkenning te bereiken, want wanneer men in den oorlog eens een enkele maal toevallig goed omtrent den vijand is ingelicht, dan verschaft dat een buitengewoon overwicht. Over het systeem van den verkenningsdienst heb ik intusschen reeds zooveel geschreven, dat ik het hier niet zal herhalen, ik wil slechts nogmaals er op wijzen, dat een verbetering in den tactischen verkenningsdienst slechts te verkrijgen is door een samenwerken van cavalerie en infanterie-patrouilles. Vroegtijdig vooruitgezonden sterke infanterie-patrouilles moeten de voorste cavalerie-patrouilles op den voet volgen, den vijand, wanneer zij op hem stooten, vastbesloten met vuur te lijf gaan, hem daardoor tot zekere ontwikkeling dwingen en de op die wijze verkregen berichten met de gedekt achtergebleven ruiterpatrouille terugzenden. Door zoo te handelen kan men misschien te rechter tijd een aanwijzing verkrijgen over het ontwikkelen van den tegenstander. Op een andere wijze is het m.i. niet te doen, degene die een beteren weg weet aan te geven, zou een goed werk doen. Noch de infanterie, noch de cavalerie is in staat berichten te ver schaften over hetgeen gebeurt tijdens de ontwikkeling of in een stelling alleen de ballon of de vliegmachine kan hier helpen. Door deze hulp -

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 183