INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
en telegraafafdeeling, een kadersehool, de militaire strafgevangenis
en de militaire bakkerij een afzonderlijk hoofdofficier met het plaat
selijk militair Commando te belasten werd reeds in 1904 gevoeld,
tengevolge waarvan sedert een majoor der infanterie boven de formatie
werd gevoerd.
De voor dien maatregel destijds geldende motieven zijn nog ten
volle van kracht.
Diezelfde noodzakelijkheid bestaat ook voor het in het leven roepen
van de betrekkingen van Plaatselijk Commandant te Meester Cornelis
en Magelang.
Te Meester Cornelis zijn n. 1. gelegerd 3 veldbataljons en een trein-
compagnie, terwijl de aldaar gevestigde militaire school tevens cursus
tot opleiding van Inlandsche officieren en de geweermakersschool de
werkzaamheden van den Plaatselijk Militairen Commandant aanzienlijk
vermeerderen.
Te Magelang zijn eveneens 3 veldbataljons en bovendien een ka
dersehool gelegerd.
Het aantal subsistenten met wie de Plaatselijk Militaire Commandant
aldaar bemoeienis heeft, is tengevolge van de aanwezigheid van een
krijgsraad en een geneeskundige oommissie zoomede als een gevolg
van de werving, pasporteering en gageering van militairen buitenge
woon groot, terwijl het hospitaal le klasse en het provoosthuis aldaar
eveneens vele beslommeringen voor den Plaatselijk Militairen Comman
dant met zich brengen.
Te Tjimahi, Meester Cornelis en Magelang liggen organiek onder
scheidenlijk '78, 66 en 78 officieren in garnizoen.
Op grond van het vorenstaande moet het dringend noodig geacht
worden, het aantal luitenant-kolonels Plaatselijk Commandanten uit te
breiden met 3 en het aantal Plaatselijk adjudanten met 2 zijnde te
Tjimahi reeds een dergelijke titularis geplaatst.
Aan dezen maatregel is een verhooging der jaarlijksche uitgaven
verbonden van f 38 528.
Hiertegenover staat echter een besparing van f 8. 786. omreden de
boven de formatie gevoerde majoor niet meer noodig zal zijn, zoodat
uit een en ander ten slotte eene verhooging van het budget met
f 29.742. voortvloeit.
Onderafdeeling 132. Op grond van de opgedane ondervinding
moet het wenschelijk worden geacht de Yeld Infanterie in dien zin te
reorganiseeren, dat de thans op beperkte schaal tot in de bataljons door
gevoerde menging van de verschillende landaarden waaruit de Infan
terie is samengesteld, verder wordt doorgevoerd tot in de compagnieën,
aangezien eene meer innige menging van de verschillende landaarden
zal bijdragen tot verbetering van het gehalte der minder gevechtswaar-
dige elementen en tot verhooging van de gevechtskracht van het
geheel. Daarbij behoort echter tevens rekening te worden gehouden
met de omstandigheid, dat de verhouding tusschen de meer- en de
minder gevechtswaardige elementen over het geheele leger geen wij
ziging van beteekenis zal kunnen ondergaan en ongeveer als 1:1 zal
moeten blijven.