üii de Pers, Officiersbond. Het artikel over Militaire Vakorganisatie in Ho. 5 van dit tijdschrift heeft geen regen van artikelen van voor- en tegenstanders, noch in het I. M. T., noch in de dagbladen uitgelokt. De tegenstanders zwegen heelemaal, van de voorstanders verschenen in de dagbladen slechts enkele artikelen. We hadden niet anders verwacht, hoewel we gehoopt hadden, dat tenminste een enkele tegenstander ook eens zijn stem zou hebben doen hooren. Niet, omdat er gevaar voor het ontstaan van een bond bestaat, maar om voor degenen, die over de zaak eigenlijk niet voldoende doorgedacht hebben en daardoor nog al eens geneigd zijn mee in te stemmen met den roep: „we moesten een bond hebben", eens duidelijk uiteen te zetten, hoe misplaats een In dische officiersbond eigenlijk zou zijn. Het zwijgen, dat thans tot de zaak is gedaan, geeft echter de gele genheid tenminste op een punt zekerheid te krijgen, en wel, dat een officiersbond in Indie geen levensvatbaarheid heeft, omdat er niet de noodige belangstelling voor bestaat. Of juister, omdat hij geen reden van bestaan heeft. In de eerste plaats, omdat er geen grieven zijn van dien aard, dat men het gevoel krijgt ter oplossing ervan als één man te moeten strijden tot het uiterste, ten tweede, omdat er niemand is om tegen te strjjden. Wie zou dat moeten zijn? De Gouverneur- Generaal? De minister? De tweede kamer? Welke taak zou dan eigenlijk voor een officiersbond, n.l. een bond van het officierskorps, niet een bond in het officierskorps, die op verdeeldheid zou wijzen en derhalve onbestaanbaar moet worden geacht—, op het oogenblik zijn weggelegd? Deze vraag stelt men ook bij de lezing van een artikel: „HU HET HOG TIJD IS" in de Locomotief van 13/14 Juli, geschreven naar aanleiding van „Militaire Vakorganisatie" in Ho. 5. S. zegt daarin na een korte inleiding: Het onderwerp reen officiersbond" vond steeds belangstelling in de gesprekken onder de officieren en door die godachtenwisselingen werden er opinies gevormd, waardoor de omstandigheden geheel anders geworden zijn dan enkele jaren geleden. Toen werden na melijk niet alleen de hoogere chefs, maar ook een groot deel van het officierskorps verrast bij het idee van een bond; het kwam zoo onverwacht, men had nog zoo weinig tijd en gelegenheid gehad om dit onderwerp te bespreken en te overdenken, men miste de noodige eenstemmigheid en vandaar de gemakkelijke nederlaag. Thans evenwel is de toestand geheel anders, en waar er nu we derom stemmen zijn opgegaan in het Indisch Militair Tijdschrift en in enkele dagbladen, kan met eenige zekerheid verwacht worden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 202