820 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT Dit voordeel van vaborganisatie's zullen niet alleen de voorstan ders, doch ook de meest verstokte tegenstanders van een officiers- bond moeten erkennen; daar gaat de strijd dan ook niet om, neen het groote verschil van opvatting schuilt in de vraag: is een offi- ciersboncl te rijmen met een goede discipline? Wat moeten we nu verstaan onder een goede discipline? Het is niet gemakkelijk om daar in korte bewoordingen een be vredigend antwoord op te geven. Een goed begrip van krijgstucht te verkrijgen is zelfs voor een ontwikkeld militair uiterst moeilijk; het omschrijven en onder woorden brengen van dat begrip is niet minder lastig. Laat ons derhalve hier volstaan met de volgende aanhaling. Militaire tucht, dat is regelmaat en orde in alles, zelfs in het schijnbaar nietigste, stipte nakoming van alle voorschriften, vlugge, conscientieuse en nauwkeurige voldoening van de ter zake van den dienst gegeven bevelen, ook waar deze slechts kleinighe den betreffen, een voortdurend besef van ondergeschiktheid aan iedere hoogere autoriteit, het nalaten van elk min voegzaam en met de waardigheid van den militairen stand strijdig gedrag, in één woord: onafgebroken plichtsbetrachting is en zal wel altoos de basis blijven, waarop de waarde en de kracht van de krijgsmacht gegrondvest zijn". Naar onze meening kan de vraag of een officiersbond al of niet strijdig is met een goede discipline eerst dan beantwoord worden, wanneer van te voren is uitgemaakt hoe de werkwijze van den officiersbond zal zijn. Is het de bedoeling, dat die bond zijn kracht zal zoeken in een bedreiging van de regeering en dat hij niet zal aarzelen om bij tegenwerking naar het uiterste wapen, de staking, te grijpen, ja, wie zal dan nog durven beweren, dat zoo'n bond niet in strijd is met een gezonde discip ine. Maar wordt de bond opgericht om de belangen van het officierskorps voor de bevoegde autoriteiten te bepleiten, dus om namens bet officierskorps verzoeken of voorstellen te doen, dan gelooven we niet, dat daar door eenige inbreuk op de krijgstucht gemaakt wordt. Een andere vraag, die zich dan evenwel voordoet is de volgende. Wat voor suecès kan men verwachten van zulk een gematigd op treden; bestaat er niet veel kans, dat op die verzoeken weinig acht geslagen zal worden, daar de bord toch ongevaarlijk is? Bij het beantwoorden van deze vraag mag niet vergeten worden dat een officiersbond, die het grootste aantal der Indische officieren onder zijn leden telt, een machtig lichaam vormt, welks handelin gen zeker niet onopgemerkt zulleu blijven daar de pers en de volks vertegenwoordiging er zich mede zullen bemoeien. Evenmin zullen de handelingen van de autoriteiten die billijke versoeken van den bond afivijzen, onopgemerkt blijven; zij zullen kritiek uitlokken en zij zul len zich hebben te verantwoorden over hunne daden. (1). Zoo'n bond geeft dus een waarborg tegen willekeurige handelin gen (1) en werkt dus met succes. Is in zijn werkwijze iets, dat (1) Cursiveering van ons. F.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 204